Gerrittak

Via de oudste zoon van stamvader Engelbert, Pieter ter Kuile (1774-1807), ontstonden de Pietertak en de Gerrittak. Aan het begin van de Gerrittak staat Gerrit Jan ter Kuile (1800-1864), textielfabrikant en agent in textielbenodigdheden te Enschede. Op 8 december 1826 trouwde hij met Gezina Roessingh en samen kregen ze 10 kinderen. Alleen hun oudste zoon Pieter bleef werkzaam in de textiel, maar als textielagent en niet meer als fabrikant. De andere nakomelingen werden onder meer handelaar, notaris, ingenieur of wijnkoper.

Stamboom Gerrit Jan ter Kuile en Gezina Roessingh

De Gerrittak nam niet alleen afscheid van de textiel. Ook verlieten ze Twente. Ze waaierden uit over de rest van Nederland, Nederlands-Indië en later ook Canada, Engeland en Australië. Buiten Twente miste de familie de sociale samenhang die daar bestond. Kransen, verenigingen en familie-evenementen zoals het Paasvuur waren er niet. Er werd ook breder getrouwd. De gevolgen van economische crises en oorlogen waren zwaar en troffen gezinnen uit de Gerrittak hard. Gebeurtenissen zoals de Tweede Wereldoorlog lieten een spoor van trauma’s en echtscheidingen na. Maar ook in de Gerrittak leeft de verbondenheid met de familienaam en de afkomst. Handelsgeest, gevoel voor humor en waardering voor de goede dingen in het leven verbinden ons tot op de dag van vandaag.

Zittend van links naar rechts: Johanna van Delden, Pieter ter Kuile, Pieter Carel ter Kuile. Staand zijn 4 andere zonen van in totaal 8 kinderen. Vermoedelijk is tweede van links Gerrit Jan Bertinus ter Kuile, burgemeester van Mijnsheerenland. Eigendom foto: Saskia ter Kuile

De oudste zoon uit het gezin, Pieter (1829-1911) werkte in Enschede als textielagent. Hij trouwde in 1864 met Johanna Frederica van Delden. Pieters jongere broer Engbert (1840-1909) die 28 jaar werkte als notaris in het Zuid-Hollandse Mijnsheerenland. Alleen de subtak van Pieter ter Kuile (1829-1911) groeide verder.

1905 Pieter ter Kuile en Johanna van Delden met kleinzoon
Gerrit Jan Bertinus Pieter (Guus) ter Kuile (1907-1974). Eigendom foto: Saskia ter Kuile

Pieter ter Kuile en Johanna Frederica van Delden

In 1864 trouwde Pieter ter Kuile met Johanna Frederica van Delden, afkomstig uit Stad Delden. Ze kregen 8 kinderen, maar jongste dochter Geziena overleed op haar tiende. Ook werd in 1877 nog een levenloze tweeling geboren. Oudste zoon Gerrit Jan Bertinus (1864-1933) was 32 jaar lang, tussen 1901 en 1933, burgemeester van Mijnsheerenland en Westmaas. In 1901 trouwde hij met Magdalena Vlielander (1864-1941). Het echtpaar bleef kinderloos.

Linker foto: Magdalena Vlielander, Engbert ter Kuile, Gerrit Jan Bertinus ter Kuile (op de koets) en Piet de knecht voor de Burgemeestersvilla te Mijnsheerenland. Rechter foto: Pieter ter Kuile bracht tijdens zijn middelbare schooltijd de vakanties door in Mijnsheerenland.

Benjamin ter Kuile

Gerrit Jan Bertinus’ jongere broer Benjamin (1866-1929) was sinds 1894 kandidaat-notaris en werd in 1905 notaris in Soerabaja. Dat gebeurde nadat notaris De Bruijn in 1905 het notariaat van Soerabaja verruilde voor dat van Batavia. De Bruijn stelde als voorwaarde bij zijn vertrek dat zijn kandidaat Ter Kuile zijn post in Soerabaja overnam. Maar Ter Kuile werd niet alleen notaris omdat De Bruijn hem geschikt vond. Op Soerabaja had Ter Kuile een uitstekende reputatie opgebouwd. ‘Hij, die het vertrouwen geniet van den ganschen handel, de commissaris van de eerste bankinstellingen, de vertrouwde en raadsman van tal van particulieren, die gedurende zijn elf jaren arbeid getoond had een kundig en bovenal integer man te zijn, kon eerder dan iemand anders aanspraken doen gelden op deze benoeming. (…) Mannen als Ter Kuile zijn zeldzaam in Indie’. [‘Notaris te Soerabaja’, Tubantia, 5 augustus 1905]. Naast notaris was Benjamin ter Kuile van 1905 tot 1911 ook gemeenteraadslid in Soerabaja. In 1899 trouwde Benjamin ter Kuile in Soerabaja met de Amsterdamse Johanna Goedkoop (1878-1958). Zij krijgen samen 4 kinderen: Johanna Frederika ter Kuile, Maria ter Kuile, Benjamin en Jan.

Maria ter Kuile (1903-1985)

Na Johanna Frederika werd dochter Maria geboren als tweede dochter van Benjamin ter Kuile en Johanna Goedkoop. Ze heeft – overigens niet als enige Gerrittelg – een bijzonder levensverhaal. Ze werd geboren in Soerabaja, toen haar vader daar notaris was. In 1922 verhuisde het gezin terug naar Den Haag. Toen haar vader in 1929 overleed bleef Maria bij haar moeder wonen in de Haagse buurt Marlot. In deze periode toonde Maria zich een fervent automobilist. In november 1932 nam ze deel aan de herfsttocht van de Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club (KNAC). In september 1936 vertrok Maria weer naar Java om daar voor haar moeder een investeringsproject in Nieuw Tjandi te beheren. Vermoedelijk is toen het contact met de familie verloren. Lange tijd werd aangenomen dat Maria nog datzelfde jaar overleed. In Nederland’s patriciaat wordt een andere overlijdensdatum genoemd: ‘† in de bosschen bij Semarang, in het begin van den oorlog tegen Japan 1942’. Maar niets was minder waar. Maria was springlevend en hoofd huisvesting voor de Regeringscommissaris Bestuursaangelegenheden (RECOMBA) in Semarang en directeur van de NV Bouwmaatschappij, die het wooncomplex in Nieuw Tjandi beheerde. Ook was ze ‘consulair correspondent’, en bemiddelde ze bij de repatriëring van Nederlanders die na de onafhankelijkheid in 1949 Indonesisch staatsburger waren geworden, maar alsnog terug wilden naar Nederland. Voor dit werk werd ze in 1972 gedecoreerd als Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Verder was ze betrokken bij de zorg voor kinderen die tijdens de onafhankelijkheidsoorlog door Nederlandse militairen bij Indonesische vrouwen waren verwekt. In februari 1985 overleed Maria ter Kuile in Semarang.

Benjamin ter Kuile (1905-1990)

Ook Maria’s jongere broer Benjamin ter Kuile (1905-1990) heeft een bijzondere, overzeese levensgeschiedenis. Als jongeman had hij aan de voet van het Atlasgebergte bij Marrakesh (Marokko) een zuidvruchtenplantage opgebouwd. Hij heeft daar uiteindelijk 200 hectare met sinaasappelbomen en olijven beplant, irrigatiewerken aangelegd en zijn eigen huis gebouwd. Ook ontmoette hij daar zijn vrouw Maaike Weijsenfeld (1904-1991), die via de Nederlandse consul bij hem op bezoek kwam. In 1938 werd hun dochter Marijcke geboren. Kort daarna werd Benjamin opgeroepen voor militaire dienst om in Noord-Afrika te vechten. Hij heeft toen het land verkocht, want zijn vrouw en dochter achterlaten op de plantage zag hij niet zitten. In Zuid-Afrika hoopte Benjamin opnieuw te kunnen beginnen. De boot uit Casablanca mocht echter niet aanleggen in Kaapstad. De haven die hij vervolgens wel aandeed was Batavia. Als tuinbouwkundige werd hij toen employé bij de rubberonderneming Soember Nongko (Blitar, Oost-Java).

Tijdens de Japanse bezetting (1942-1945) werden mannen en vrouwen met kinderen gescheiden en in kampen geïnterneerd. Mannen werden te werk gesteld. Benjamin ter Kuile belandde zo bij het aanleggen van de Birmaspoorweg, ook bekend als de Dodenspoorweg. Tienduizenden (krijgs)gevangenen overleden tijdens hun dwangarbeid aan de spoorweg. Benjamin overleefde. Toen Benjamin en Maaike elkaar na de oorlog elkaar weer ontmoetten in Bangkok, besloten ze uit elkaar te gaan. Begin jaren 1950 is Benjamin alsnog naar Zuid-Afrika vertrokken, evenwel zonder het geld dat hij daar oorspronkelijk voor in gedachten had, want dat was in de oorlogsjaren verloren gegaan. Hij werkte op een kwekerij buiten Johannesburg voor het Parks Department en is dat tot op hoge leeftijd blijven doen. Maaike Weijsenfeld is met hun dochter Marijcke ter Kuile in 1948 naar Indië teruggegaan, waar zij een baan had. Ze werd – met vele anderen – door Soekarno in 1957 het land gewezen.

Johan ter Kuile (1867-1945) en Jacomijntje Laaij (1872- 1946)

In 1905 trouwde Johan ter Kuile, de derde zoon van Pieter ter Kuile en Johanna Frederica van Delden in Brielle met Jacomijntje Laaij. Johan ter Kuile was mede-oprichter (1903) en lid van de firma Gebrs. ter Kuile, handel in fabrieksartikelen in Enschede. Ze kregen drie kinderen: Gerrit (roepnaam Guus) en de tweeling Jacomiene en Johanna. Gerrit en Johanna zorgden voor nog twee Gerrit-subtakken.
Johanna van Delden, Johan’s moeder, woonde de laatste levensjaren bij Johan in huis, foto’s van haar zijn in dat huis opgenomen. Alle foto’s zijn uit de collectie van M.H. Haafkens.

Johanna Frederika Jacomiene ter Kuile (1910-1972)

Johanna ter Kuile, geboren in Enschede, was getrouwd met de Joodse man Emanuel Verveer, met wie zij een zoon had, geboren in 1940. In de oorlog hielp zij de familie Verveer vluchten, alleen haar schoonzuster en man overleefden de oorlog maar haar schoonouders kwamen om in Auschwitz zoals veel anderen van de familie Verveer. Zij is daarom in april 1943 gearresteerd en gevangen gezet in het Oranjehotel. Tijdens haar gevangenschap werden al haar bezittingen uit haar huis gestolen. Zij ging na het Oranje hotel weer bij haar ouders in Enschede wonen. Daar werd zij bij een ander bombardement ook geraakt en vloog door de lucht. Zij overleefde dat maar rook en explosieven beschadigden haar longen. Toen zij in 1950 wilde emigreren naar Australië werden er longfoto’s gemaakt en kreeg zij op basis van de ontstane littekens in haar longen ten onrechte de diagnose tuberculose, waarvoor zij in een sanatorium moest verblijven. Zij werkte als verpleegkundige en overleed in 1972 in Utrecht. In de index van het Gedenkboek van het Oranjehotel staat zij onder haar gehuwde naam vermeld als Verveer.

Pieter Carel ter Kuile (1870-1962)

Na Benjamin en Johan kregen Pieter ter Kuile en Johanna van Delden nog twee zoons: Pieter Carel (1870-1962) en Lambertus (1872-1943). Johan en Lambertus richtten in 1903 een handelsfirma in fabrieksartikelen op, onder de naam Gebroeders Ter Kuile. Na Johan en Lambertus werd in 1874 werd nog een zusje Geziena ter Kuile geboren. Zij overleed in 1884 op 10-jarige leeftijd in Mijnsheerenland. In 1877 werd nog een levenloze tweeling geboren.

Pieter Carel ter Kuile (1870-1962), de vierde zoon uit het gezin, bezocht de Industrieschool te Enschede. Hij werd daarna een blauwe maandag onderdirecteur van de Goorse Stoombleekerij. In januari 1894, toen hij bijna 24 jaar was, vertrok hij naar Zuid-Afrika, waar hij meetrok met de Boeren. Naar verluidt was Pieter Carel betrokken bij de arrestatie van de Britse politicus Leander Starr Jameson, die in 1895 met een klein legertje de ZuidAfrikaansche Republiek (Transvaal) binnenviel. Pieter Carel werd hiervoor beloond met het burgerschap van de Zuid-Afrikaansche Republiek. Niettemin vertrok hij in 1899 naar Java, waar hij onder meer werkzaam was bij de handelsfirma Geo Wehry en Co. en ook Harmsen, Verweij en Co. Tussen 1904-1921 was Pieter Carel ereconsul van Denemarken in Soerabaja. Bij zijn afscheid in 1921 werd hij benoemd tot ridder in de Dannebrogsorde, en in 1920 was hij al benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en Officier in de Kroonorde van België. In 1901 trouwde Pieter Carel in Pontjol (Java) met de toen 18-jarige Jeanne Louise Wafelbakker (1883-1965), dochter van Johanna Hees en Dirk Wafelbakker, kolonel geneeskundige dienst O.I.L. Pieter Carel en Jeanne Louise kregen 4 kinderen.

In 1921 keerde het gezin terug naar Nederland, waarschijnlijk omdat de kinderen in Nederland naar school moesten. Ze betrokken het huis Loolaan 20 in Apeldoorn. In 1943 werd Pieter door de Duitsers uit zijn huis gezet, omdat het moest dienen als tijdelijk stadhuis. Het echte Apeldoornse stadhuis werd namelijk in brand gezet door het verzet. Pieter verhuisde daarop naar huis Vrederust, Bosweg 18 in Apeldoorn, waar hij later zou wonen met zijn huishoudster Fenna Angelier. Na de oorlog werd hij directeur van de Apeldoornse Frowijn & Co, een ingenieursbureau verbonden aan het Belgische bedrijf ACEC, een soort Philps. Hij werd ook erelid van de sociëteit aan de Kerklaan. In 1962 overleed Pieter Carel ter Kuile, op 92-jarige leeftijd. Zijn vrouw Jeanne Louise overleed drie jaar later in Den Haag.

78

De familie bijeen in hotel-restaurant De Keizerskroon te Apeldoorn, 14 oktober 1956. Onderste rij: Elze ter Kuile (dochter van Willy), Carel (Callie) ter Kuile, Elisabeth (Ellie) van Zijl (3de vrouw Pieter ter Kuile), Pieter Carel ter Kuile, huishoudster Fenna Angelier (1917-2003). Bovenste rij: Wim Wassink (echtgenoot van Vrouwke ter Kuile), Willy ter Kuile, Cathy (echtgenote van Willy), Margo ter Kuile (echtgenote van Carel), Pieter ter Kuile, Pieter Carel ter Kuile (zoon van Pieter), Christa Snethlage (dochter van Vrouwke uit haar eerste huwelijk) en Vrouwke (Jeanne-Louise) tussen Gerrit-Jan ter Kuile en Willem ter Kuile (zoons van Willy). Foto eigendom van Carel ter Kuile.

De kinderen van Pieter Carel ter Kuile en Jeanne Louise Wafelbakker

Uit het gezin van Pieter ter Kuile en Johanna van Delden was zoon Pieter Carel de laatste die voor een nieuwe vertakking zorgde. In 1899 kwam hij aan op Java, na een roerige periode in Afrika. In 1901 trouwde hij Semarang met Jeanne Louise Wafelbakker, en werden er vier kinderen geboren. In 1922 keerde het gezin uit Soerabaja terug naar Apeldoorn. Hun oudste zoon Pieter woonde toen al sinds 1913, gescheiden van zijn broers Willy, Carel en zusje Jeanne bij zijn grootouders Wafelbakker in Scheveningen.

Pieter ter Kuile (1902-1987)

Oudste zoon Pieter ter Kuile werd geboren in 1902 te Soerabaja. Als jongetje bezocht Pieter daar de fröbelschool. Vanaf 1913 woonde hij bij zijn grootouders Wafelbakker in Scheveningen aan Stephensonstraat 68. In Den Haag ging hij naar de Haagsche Scholen Vereniging, en in zijn vrije tijd tenniste Pieter bij tennisclub Daisy. Na de middelbare school volgde Pieter een handelsopleiding, met een stage in Engeland. In de vakanties bezocht Pieter zijn familie in Mijnsheerenland. In 1921-1922 volgde Pieters diensttijd, die hij vervulde als matroos 1e klasse en seiner bij de marine.

Links: Pieter ter Kuile, 4 maanden oud. De foto lijkt sterk op een zogeheten hidden mother portrait, een fotografeermethode om met een lange sluitertijd kinderen alleen te portretteren, op schoot van hun verborgen moeder, die het kind rustig houdt. Het kleed steekt boven de stoelleuning uit en Pieters linkerarm lijkt enigszins te worden vastgehouden. Rechts: Pieter ter Kuile met zijn moeder Jeanne Louise Wafelbakker, nu wel in beeld.

Pieter en z’n dienstmakkers, poserend in een partij lege zeemijnen. Pieter houdt een leitje vast, waarop is geschreven [NKW??] 2e ploeg ’23/ii ’22
Tineke Cransberg en Pieter Carel ter Kuile, collectie Willemijntje H. ter Kuile-Barendracht

Na zijn diensttijd vertrok Pieter weer naar Soerabaja, waar hij in 1925 ‘met de handschoen’ trouwde met Tanneke Cransberg. In 1927 werd hun oudste zoon Pieter Carel geboren. Tegelijkertijd trad hij in dienst bij de Borneo Sumatra Handel Maatschappij (Borsumij), en begon hij als medewerker op de import-afdeling. Al enkele jaren later scheidden Pieter en Tanneke. In 1938 trouwde Pieter met Hilda Trebels, waarna in hetzelfde jaar hun zoon Hans werd geboren. In 1936 werd Pieter lid van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) in Nederlands-Indië. Naar eigen zeggen deed Pieter dat na het bezoek van Anton Mussert aan Nederlands-Indië. In een Semarangse bioscoop was Pieter bij een rede van Mussert, die daarin voor een sterkere Nederlandse oorlogsvloot in Nederlands-Indië pleitte. ‘Daar ikzelf mijn diensttijd als (…) matroos-seiner bij de marine in Holland had vervuld en de Nederlandse politiek van het gebroken geweertje aan den lijve in 1920 en 1921 had meegemaakt, kon ik dit standpunt van de NSB appreciëren’, schreef Pieter ter Kuile in 1974. Hoewel hij zijn lidmaatschap in januari 1940 op last van de Borsumij-directie opzegde, werd Pieter in juli 1940 opgepakt en geïnterneerd. Via de gevangenis bij de Rode Brug in Soerabaja werd Pieter overgeplaatst – zonder iets te kunnen regelen voor zijn vrouw en kind – naar het interneringskamp Ambarawa op MiddenJava. In 1941 volgde overplaatsing naar Fort Van den Bosch in Ngawi, tussen Semarang en Soerabaja. Een nog ingrijpender overplaatsing vond plaats in januari 1942. Pieter werd met 145 andere (voormalige) NSB-leden met het motorschip Tjisadane naar Suriname gevaren. Begin maart 1942 arriveerde het schip – ondanks dreiging van onderzeeboten en torpedo’s – ongehavend in Suriname. Via Fort Nieuw-Amsterdam werden de geïnterneerden naar Jodensavanne, een sinds de 19e eeuw verlaten joodse nederzetting.

Na de Tweede Wereldoorlog arriveerde Pieter op 2 augustus 1946 met het ms. Boissevain in IJmuiden, en ontving op 10 oktober 1946 een bewijs van politieke betrouwbaarheid. Zijn vrouw Hilda Trebels en hun zoon Hans ter Kuile zijn, volgens een brief van Hilda aan het Rode Kruis, tussen 1942 en 1945 achtereenvolgens in de burgerinterneringskampen van Tegal, kamp Kedoengbadak te Buitenzorg en kamp Tjideng te Batavia gevangen geweest. Hilda was 24 jaar met een kind van 2 toen Pieter werd gearresteerd. Tijdens Pieters internering had Hilda te horen gekregen dat de Tjisadane was getorpedeerd en dat Pieter daarbij was omgekomen. Hilda heeft toen een nieuwe partner gevonden, niet wetende dat Pieter nog in leven was. De internering van zowel Pieter als Hilda leidde in ieder geval ook tot hun definitieve scheiding. Pieter trouwde voor de derde keer, op 1 augustus 1947, met Elisabeth van Zijl. Vanaf medio 1947 was hij manager bij de Hagemeijer Trading Company te Bangkok en Kuala Lumpur. Tussen 1959 en 1961 woonde hij in Australië, waarna hij in 1962 naar Nederland terugkeerde. Tot 1973 werkte Pieter in de autobranche bij Louwman & Parqui in Leidschendam.

Carel ter Kuile (1911-1974)

Carel ter Kuile en Margot Obbink in 1939

Carel ter Kuile (1911-1974) ontmoette zijn toekomstige vrouw Margot Obbink (2013-2018) rond 1939 in Semarang. Carel was daar voor het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Tijdens de internering zat Margot samen met haar moeder, grootmoeder, zus en tante in een kamp bij Halmaheira bij Semarang. Carel zat eveneens in een kamp, van waaruit hij te werk was gesteld aan de Birmaspoorweg, net als zijn neef Benjamin ter Kuile. Carel werkte samen met zijn toekomstige schoonvader Herman Obbink, bij de Drie Pagoden, op de grens van Birma en Thailand. Deze plek stond bekend als het zwaarste kamp. Na de oorlog kon Carel trouwen, maar moest – omdat hij nog redelijk sterk was – het KNIL helpen met de verdediging van strategische doelen. Tussendoor mocht hij af en toe op verlof. Tegelijkertijd verslechterde de situatie in Nederlands-Indië met de koloniale oorlog. Na de onafhankelijkheid bleven Carel en Margot in Indonesië, waar Carel net als zijn broer bij de firma Hagemeijer werkte. In 1956 moesten alle Nederlanders vertrekken. Carel en Margot zijn toen met hun kinderen Herman en Marga naar Nederlands Nieuw-Guinea vertrokken. Toen ook Nieuw-Guinea bij Indonesië werd gevoegd verhuisde het gezin, inmiddels uitgebreid met Carel junior, weer naar Nederland. Carel kreeg een baan bij het Rijksinkoopbureau (RIB), deel van het Ministerie van Financiën. Hij overleed op 8 januari 1974, vlak voor zijn pensionering.