Nicotak

De Nico-tak begint met Nicolaas Hermanus ter Kuile (1836-1915), zoon van Hendrik ter Kuile (1801-1880), burgemeester van Enschede. Nico’s vader, Hendrik (Hein), wordt al op 24-jarige leeftijd, begin 1825, weduwnaar. Zijn vrouw overlijdt aan tering (tuberculose) en Hein blijft achter met een dochtertje van een half jaar oud, dat niet veel later ook komt te overlijden. Na een studie in Leiden hertrouwt Hein, inmiddels dominee te Oldenzaal, met Cornelia Wilhelmina Lamberts uit Amsterdam. Uit dat huwelijk wordt in 1836 Nico geboren als oudste van zeven kinderen. Het christelijke element in Nico’s opvoeding verdwijnt al snel naar de achtergrond. Actief als hij is, wil hij direct geld verdienen. De handel ligt hem en na de kostschool in Ootmarsum volgt hij een opleiding aan de Handelsschool te Amsterdam. Al in 1857 – Nico is dan 21 jaar oud en net meerderjarig – zet hij zijn eerste schreden in de textielindustrie bij de Firma Jannink-ter Kuile. Bij de opkomst van de industrie in het midden van de 19e eeuw gonst het van activiteit en het oprichten van een ‘stoom’ is het doel van vele fabriqueurs.

Door de uitbreiding van de textielindustrie ontstaat grote woningnood. Om daaraan een einde te maken stichten een aantal fabrikanten, waaronder ook Nico, in 1861 de ‘Enschedesche Vereeniging tot verschaffen van woningen voor den arbeidersstand’. De gemeente staat voor dat doel een stuk bouwland af en in september van dat jaar wordt de eerste steen gelegd voor een complex woningen, ‘De Krim’ genoemd.

In augustus 1861 trouwt Nico met Anna Catharina Blijdenstein (1837-1899), dochter van Benjamin Willem Blijdenstein, oprichter van de latere Twentsche Bank, en Henrietta Everharda Roelvink. Anna is eerst half om half verloofd met een jongen Elderink, maar wanneer die ontdekt dat zijn tweelingbroer ook verliefd is op Anna, maakt hij het uit. Anna ontvlucht de Enschedese roddel en verblijft tijdelijk bij familie elders. Het hele gezin bemoeit zich ermee. Nico is erg gesteld op Anna en weet haar tenslotte van zijn gevoelens voor haar te overtuigen. Het wordt een kinderrijk huwelijk. Het eerste kind wordt in 1862 geboren en krijgt de namen Cornelia Wilhelmina mee (Wimmie). Dan volgen Benjamin Jan (Ben) en  Harry respectievelijk in 1863 en 1865. In 1866 worden Nico en Hes (Herman Willem) geboren. Tien jaar later volgt nog een tweeling, de meisjes Anna Catharina (Nan) en Henriette Everharda, waarvan Henriette nog datzelfde jaar overleed. In mei 1862 worden de bewoners van Enschede overrompeld door een grote, fel uitslaande en verwoestende brand. Anna, in verwachting van haar eerste kindje, ontvlucht de stad. Met haar jongere zusje zoekt ze haar toevlucht bij de boer op “Het Veld”, een stukje land aan de weg naar Glanerbrug (grensovergang met Duitsland) in het bezit van haar familie (Blijdenstein). In de huurovereenkomst met de boer is aangetekend, dat hij de voorkamer moet schoonhouden en als de familie er is, voor warm water en eventueel melk en eieren moet zorgen. “Het Veld” komt later via vererving en door Anna’s huwelijk met Nico in het bezit van de Nicotak.

De firma Jannink-ter Kuile overleeft de brand van 1862, maar wordt eind 1865 ontbonden. Voor een korte periode is Nico werkzaam op het kantoor van de Twentsche Bank in Enschede. Hij is daar een van de bankbedienden onder de directie. Die positie strookt niet bepaald met de ondernemer in hem. Op 1 juni 1866 gaat Nico een samenwerkingsverband aan met zijn zwager Herman Jurrian Stroink, getrouwd met een zuster van Nico. De nieuwe firma draagt, niet verrassend, de naam Ter Kuile & Stroink. De zwagers bouwen in 1867 aan de nieuwe spoorlijn Enschede – Gronau (D) en een stoomspinnerij. Herman Stroink treedt in 1880 uit de firma, waardoor deze wordt beëindigd. In deze periode is Nico ook President-Curator van de Twentsche Industrie- en Handelsschool. Nico’s nieuwe compagnon wordt Hendrik Jan Morsman. Morsman komt van de Twentsche Bank. De firma Ter Kuile & Morsman koopt de fabrieken van de geliquideerde fa. Ter Kuile & Stroink en begint in 1881 ook een weverij, die in de loop der tijd sterk wordt uitgebreid. In 1892 brandt de spinnerij af, waarna in 1894 de firma Ter Kuile & Morsman wordt ontbonden. De onderneming wordt voortgezet door Nico met drie van zijn vier zonen: Ben, Harry en Hes onder de firma Nico ter Kuile & Zonen. De vierde zoon, Nico Herman, is sinds 1888 in dienst van de Handels Vereeniging Amsterdam (HVA).  Met de bouw in 1903 van een grote weverij is het gehele terrein langs de spoorlijn Enschede-Gronau, dat in 1865 was aangekocht, bebouwd. In het begin van de twintigste eeuw is Nico ter Kuile & Zn. uitgegroeid tot een aanzienlijk bedrijf. In de lokale Fabrikantenvereniging neemt Nico naar aantal stemmen de tweede plaats in na de Van Heeks.

Ruïne na de brand van 1892 in de spinnerij van de firma Ter Kuile & Morsman. Bron: L.A. Stroink, Stad en Land van Twente, 1962
De textielfabriek Nico ter Kuile & Zonen.

Het latere woonhuis van Nico en Anna staat op de hoek Parkweg/Hengelose straat. Het huis, gebouwd in opdracht van Anna’s moeder, mevr. Blijdenstein-Roelvink, is tot 1894 verhuurd aan de familie Ledeboer, die aan de andere kant van de spoorwegovergang gaat wonen, het latere pension Kleiboer. De tuin van Nico´s stadshuis is niet groot. Vanuit de tuin kan men direct in de fabriek van Nico ter Kuile & Zn. aan de Parkweg (´t Zwartjen) binnenwandelen. Een gevoel van gêne bestaat bij Nico niet. Omdat hij beter licht heeft bij het grote raam van zijn slaapkamer, heeft hij de gewoonte zich daar te scheren en wel poedelnaakt. Enkele buren vinden dit toch wel gênant en maken hierover opmerkingen. “Mot ze maar de aandere kaant oet kieken”, is het commentaar van Nico. Een bijzonderheid was, dat er al in 1905 elektrisch licht was in het woonhuis. Het waren kooldraad lampen van Philips. Alleen, de levensduur van deze lampjes was maar heel kort. Philips zou in deze tijd juist naar de beurs gaan. Maar door de familie werd de textiel toch als een veel solidere belegging beschouwd….

De oude spoorwegovergang aan de Hengelosestraat. Links, 1e huis (met torentje) van Hendrik ter Kuile Jzn. (Welna-tak/Spinnerij Tubantia). Links, 2e huis van Herman ter Kuile Pzn. (Pietertak/Fa.Ter Kuile Cromhoff). Tegenover, midden voor, het woonhuis van Nico en Anna (Nico-tak/Nico ter Kuile & Zn.) Bron: Fotoboek Oud Enschede, N.V. v.h. fa. M.J. van der Loeff, 1954

Op cultureel gebied heeft Enschede weinig te bieden in die tijd. De familieband vormt de bron voor gezelligheid en plezier. Anna en Nico gaan regelmatig naar Arnhem, waar de moeder van Anna naar toe is verhuisd na het overlijden van haar echtgenoot. Daar genieten zij van toneel en concert. Na een ernstige ziekte overlijdt Anna in 1899 te Bern. Haar begrafenis vindt aldaar plaats in kleine kring.

Landgoed Baasdam

Retentiegebied op landgoed Baasdam.

Op 13 september, Nico’s verjaardag, trekt de hele familie naar zijn landgoed Baasdam in Tubbergen in Noord-Oost Overijssel. Dit landgoed, groot ruim 60 ha., grotendeels bestaande uit heideveld en drassig terrein, koopt Nico in 1905 op een openbare veiling van Baron von Heyden voor fl 9.375. De aankoop wordt enigszins ingegeven door Nico’s lichte frustratie, dat al zijn in de textiel rijk geworden familie (en schoonfamilie) honderden hectares grond rond Enschede hebben gekocht om daar fraaie landgoederen aan te leggen. Nico is zo trots op zijn aankoop, dat hij moeite doet om de familienaam te verfraaien tot Ter Kuile van Baasdam. Gelukkig weten zijn kinderen hem van dat onzalige idee af te houden. In de theekoepel aldaar wordt op Nico’s verjaardag uitgebreid thee gedronken met taart. Nico ziet nog maar weinig, maar laat niet na te zeggen: “zover het oog reikt, is alles van mij”.

Na het overlijden van Anna bestiert Nico’s oudste dochter, de ongehuwde Wimmie, het huishouden van haar vader. Zomers wonen ze op het ‘Slotzicht’ aan de Gronausestraat (De Straot), dat al door Nico’s vader is aangekocht, toen de tol over de Gronausestraat werd opgeheven. Het Slotzicht was vroeger een tolhuisje. De weg van Enschede naar de grens met het toenmalige koninkrijk Pruisen moest worden geplaveid ten behoeve van de troepenverplaatsingen van Napoleon door Europa. Weggebruikers moesten daaraan mee betalen. Het Slotzicht lag toen oostelijk van de stad bij het landgoed Wooldrik (Wooldriktak) op een stuwwal (54m), de scheiding tussen de waterhuishoudens van Dinkel en Regge. Vanuit het Slotzicht kon je in die tijd bij helder weer het slot op de rots van Bentheim in Duitsland zien liggen. Nico laat aan het niet meer in gebruik zijnde tolhuisje een buitenhuis bouwen. Aangrenzend is het koetshuis en de paardenstal, het terrein van Frederik, de koetsier. Wanneer Nico (‘’mest uitstrooien”) en dochter Wimmie (“naar de stad”) tegenstrijdige opdrachten geven, wordt het Frederik soms teveel: “Wat kan ’t mi’j ook schottn, of ik now stroond of de juffer mot veuren”.

Nog in 1912 reist Nico in gezelschap van dochter Wimmie naar Egypte voor een katoencongres. Ook Benjamin Willem ter Kuile (Welna-tak) van B.W. & H. ter Kuile & Zn. behoort tot het reisgezelschap. En tenslotte Eef, een nicht van Nico. Zeer waarschijnlijk wordt hier Eveline Van Delden bedoeld, de ongetrouwde dochter van Nico’s zuster Engelberta, die getrouwd is met Gerrit van Delden, de oprichter van de katoenspinnerij Gerrit van Delden & Co. te Gronau (D). Nico overlijdt op 8 maart 1915. Hij ligt begraven op het Boerenkerkhof aan de Korte Stegge, nu Deurningerstraat, in Enschede. Daar ligt hij begraven onder een grote zwerfkei naast het graf van zijn schoonvader Benjamin Willem Blijdenstein.

Cornelia Wilhelmina (Wimmie) ter Kuile (1862 – 1937)

Wimmie ter Kuile

De uitvoerige correspondentie van Wimmie met familie en vrienden is voor een deel bewaard gebleven en vormt een bron van informatie. Wimmie wordt geboren als oudste kind van stamvader Nico en Anna Catharina ter Kuile-Blijdenstein. Na haar schooltijd in Enschede gaat ze naar een in die tijd bekende kostschool in De Steeg bij Arnhem. Ze is een goede leerlinge. Voor haar verdere, buitenlandse, vorming volgt ze lessen in Weimar (stad van Goethe) en Engeland. Thuis helpt Wimmie haar moeder Anna in de huishouding van het grote gezin. Bij haar moeders afwezigheid neemt ze als oudste dochter de taak van vrouw des huizes over. Dan is ze streng en op de ‘penny’. Ook later. Voor Kerstmis werd een grote kalkoen besteld. Vooraf werd zorgvuldig naar de prijs van dit dier geïnformeerd. De winkelier zei dan: “Ja, de gewone kalkoen, die kost, laat ons zeggen, fl 12,–, maar de grootste kost fl 15,–. Hoe groot was de verbazing van Wimmie, toen er een rekening van fl 17,– kwam. “Hoe zit dat?”, vroeg Wimmie. “Ja juffer, maar deze kalkoen was nog groter dan de allergrootste”. Ze is pittig en intelligent volgens haar oma aan moeders zijde, maar bepaalde vrouwelijke eigenschappen zou Wimmie meer moeten ontwikkelen. Wimmie zou enige aanzoeken hebben afgewezen en blijft ongehuwd. Ze blijft haar leven lang ‘juffer’.  In 1885 overlijdt de echtgenote van Wimmie’s oom Willem Blijdenstein, directeur en mede- eigenaar van de Twentsche Bank. Haar oom Wim blijft met negen kinderen achter. Vijf jaar later hertrouwt hij. In die tussenliggende jaren springt Wimmie gedurende langere perioden in bij de huishouding van het gezin van haar oom in Hilversum.

Buitenplaats Vogelenzang, Hilversum

In 1882 liet bankier Willem Blijdenstein in Hilversum de buitenplaats ‘Vogelenzang’ bouwen met paleisachtige allure op een stuk grond van ca. 7,5 ha. Het zeer ruime huis met maar liefst 34 kamers was met de fraaie tuin een ware bezienswaardigheid. In haar Hilversumse tijd zal Wimmie veel hebben opgestoken van de gesprekken met haar oom Wim over economische en bedrijfskundige onderwerpen. Die onderwerpen hebben haar interesse. Evenals haar moeder Anna heeft Wimmie hart voor de familie onderneming Nico ter Kuile & Zn. Zij beseft, dat zij door haar ongehuwde staat afhankelijk blijft van de familie onderneming. Dat haar drie jongere broers Ben, Harry en Hes een goede beroepsopleiding volgen, vindt zij dan ook belangrijk. Wanneer de drie broers in de leiding van Nico ter Kuile & Zn. worden opgenomen, blijken hun meningen over de bedrijfsvoering nogal uit een te lopen. Qua karakter en capaciteiten zijn de verschillen groot. Die omstandigheden leiden er toe, dat Wimmie met haar meer dan gewone belangstelling en dankzij haar capaciteiten en karakter wordt betrokken bij de bedrijfsvoering. Tijdens de dagelijkse gesprekken thuis en die met haar oom Wim van de Twentsche Bank steekt Wimmie bruikbare kennis op. Ze komt wel op kantoor, is bij belangrijke vergaderingen van de firmanten aanwezig, notuleert, maar komt niet in de fabriek. Dat blijft het werkterrein van haar broers. In 1897-1898 maakt Wimmie met haar broer Harry een zakenreis naar Nederlands Indië, een belangrijke afzetmarkt. Dat wordt gecombineerd met een bezoek aan hun jongere broer Nico Herman, die daar inmiddels werkzaam is voor de Handels Vereniging Amsterdam.

Harry, Wimmie en Nico Herman in Nederlands Indië 1897-1898, particuliere collectie.

Na het overlijden van vader Nico in 1915 probeert Wimmie de drie broers op één lijn te houden wat betreft de bedrijfsvoering van Nico ter Kuile & Zn. Zij bemiddelt tussen hen en haar advies wordt veelal opgevolgd. Ook broer Nico Herman, die in het begin van de 20ste  eeuw al is teruggekeerd uit Nederlands Indië, speelt hierbij een belangrijke rol. Wimmie heeft zich ten doel gesteld de familie onderneming groot te maken ten behoeve van de volgende generatie, de zonen van haar broers/firmanten: Nico van Harry, Nico Jan van Hes en Ben Junior van Ben Senior. Zij treden toe als vennoten in 1928, respectievelijk 1928 en 1933.

5 April 1943 Van links naar rechts: Hes, Ben Senior en Harry, particuliere collectie.

Ondanks haar ongehuwde staat heeft Wimmie een druk sociaal leven. Ze correspondeert veel en is een graag geziene logée. En een geliefde tante. Haar landgoederen ‘De Leuriks’ en ‘Het Baasdam’ bieden haar ontspanning.

Landgoed De Leuriks

De Leuriks, bron: Stichting Cultureel Erfgoed Enschede

‘De Leuriks’ was een erfdeel van Wimmie’s grootvader aan moeders kant, B.J. Blijdenstein. Het ligt aan de rand van Enschede-Oost. Tenlotte is het in eigendom gekomen van Gijs van Heek, een kleinzoon van Wimmie’s jongere zuster Nan van Heek-ter Kuile. Ontginning staat bij veel landeigenaren hoog op de agenda. Er is voor de groeiende bevolking meer landbouwgrond nodig. Die agrarische ontwikkeling heeft Wimmie’s grote belangstelling. Daarbij heeft ze een voorliefde voor roodbont vee, overigens vrij ongebruikelijk in Twente.

Na het overlijden van Wimmie blijkt er onvoldoende belangstelling om Het Baasdam gelegen onder Tubbergen in de familie te houden. Erf, de essen met houtwallen en de bossen en weilanden, in totaal 58 ha., worden in mei 1939 op een veiling verkocht voor in totaal fl 52.700. De opbrengst gaat naar de Stichting Het Ter Kuile Fonds. Sinds 2002 is landgoed Baasdam gedeeltelijk een retentiegebied, een ingenieus systeem met dammen, doorlaten en schuiven, die ervoor zorgen, dat wanneer de wateraanvoer boven een bepaald niveau stijgt, de uiterwaarden langs de Baasdammerbeek onderstromen. De vier retentiebekkens beslaan ongeveer 6 ha. Zo is het landgoed na eerdere ontginning  gedeeltelijk toch weer dat oorspronkelijke natte en schrale grasland. Op landgoed Baasdam kan men prachtige wandelingen maken.

Grafsteen Wimmie ter Kuile op de Oosterbegraafplaats in Enschede.

De meeste fabrikanten hebben in de jaren twintig en dertig een auto, soms met chauffeur, maar Wimmie blijft de voorkeur geven aan haar koetsje met koetsier. Een opvallend beeld in het Enschede van die tijd. Op haar grafsteen staat ook een koetsje afgebeeld. Anderzijds was Wimmie haar tijd ver vooruit met haar verregaande betrokkenheid bij de bedrijfsvoering van de familie onderneming Nico ter Kuile & Zn.

Benjamin Jan (Ben Sr.) ter Kuile (1863 – 1945)

Ben sr. ter Kuile uit Gedenkboek 80ste verjaardag Benjamin Jan

Een jaar na de grote brand van Enschede wordt in 1863 Ben geboren als tweede kind en oudste zoon van Nico en Anna. Het gezin woont dan aan ’t Korteland, het stadsgedeelte in het oosten van Enschede, dat grenst aan de gemeente Lonneker en waar de koeien nog voor het huis grazen.  
Als oudste zoon is Ben verzekerd van zijn toekomstige positie van eerste firmant in de familie onderneming. Onbekend is, in hoeverre die zekerheid een rol heeft gespeeld, maar tenslotte heeft hij geen enkele opleiding met een diploma afgerond ondanks de vele aansporingen van moeder Anna. Na de lagere school wordt Ben na een korte periode op de Industrieschool in Enschede naar de HBS in Leeuwarden gestuurd. Pas begin 20ste eeuw zou de Hogere Burgerschool in Enschede een vijfjarig curriculum krijgen. In Leeuwarden verblijft Ben met veel plezier bij dokter Schreuder in huis. De talen blijken echter een te groot struikelblok en in 1883 zakt Ben voor het examen.

Enschedesche Footballclub, opgericht 30 juni 1885; Middenrij, 2e links: B.J. ter Kuile. In 1888 was Ben captain; zittend, 1e links: N.H. (Nico Herman) ter Kuile, broer van Ben.

Hij zet zijn opleiding voort aan de “Ecole de filature et tissage” te Mülhouse in de Elzas. Middels stages leert hij spinnen en weven en heeft het vak spoedig onder de knie. Toch mag hij vanwege te veel onvoldoendes niet aan het examen deelnemen. Op dit slechte nieuws schrijft bij uitzondering vader Nico een brief aan Ben, een boze brief: minder maandgeld en verantwoording van uitgaven! Er volgt nog een stage periode in Engeland en daarmee is Bens vorming tot fabrikant voltooid. In 1886 komt hij samen met zijn jongere broer Harry in de firma Ter Kuile & Morsman om in 1890 als vennoten te worden opgenomen.


Trouwfoto van Ben sr. ter Kuile en Anna van Blijdenstein, 1898. Naast de bruid zitten de ouders van Ben: Nico en Anna Staand, li.: broer Harry (zonder hoed), zijn echtgenote Marie van Heek en broer Hes; Staand, re.: Gijs van Heek met verloofde Nan, zuster van Ben, en Tine Scholten, echtgenote van Hes  Particuliere collectie

In de lente van 1898 trouwt Ben met de twaalf jaar jongere Joanna (Anna) Bernarda Blijdenstein, dochter van Willem Joan Blijdenstein (Katoenspinnerij Bamshoeve) en Julia Blijdenstein-Blenken. Na Anna ten huwelijk te hebben gevraagd, moet Ben op zakenreis naar Griekenland en Tunesië. Hij is dan 34 jaar oud. Vader Nico zag een engagement niet meer gebeuren. In een zakelijke brief aan zijn zwager Wim Blijdenstein van de Twentsche Bank schrijft Nico: “Of Ben ooit een schoonvader zal krijgen, betwijfel ik.” De winter van 1897/1898 is streng; er is veel natuurijs, waarop geschaatst kan worden. Voor de verloofden is het een genoeglijke tijd. Een jaar na het huwelijk en de geboorte van een levenloze zoon wordt Anna ernstig ziek en moet in Arosa in Zwitserland herstellen. In die tijd wordt besloten uit de stoffige, maar dierbare ‘Keet’ te verhuizen en worden er plannen gemaakt voor het nieuwe huis aan de Gronauschestraat, “ ’t Hoogeland”, aan de andere kant van Enschede. Ben gaat met de bouwtekeningen naar Arosa. Ben en Anna krijgen drie dochters en daarna nog drie zonen. Vakanties worden doorgebracht aan zee en ook in Zwitserland met vele avontuurlijke bergtochten onder leiding van Ben

’t Hoogeland van Ben sr. ter Kuile

Ook voor de publieke zaak zet Ben zich in. Voor de liberalen zit hij in het begin van de twintigste eeuw lange tijd in de gemeenteraad. Als voorzitter van de Gezamenlijke Weverijen in Nederland is Ben met onder andere Hendrik ter Kuile Jzn. (Welna-tak) lid van een commissie, die in 1917 (1e WO) in opdracht van H.M. Koningin Wilhelmina naar Engeland vertrekt om daar bij de regering (War Office) op herstel van de export van garens naar Nederland aan te dringen, en met succes. De overtocht blijkt een hachelijke onderneming: de zee drijft vol mijnen en juist in die dagen wordt een zware aanval op Zeebrugge ondernomen. Als voorzitter van de afdeling Grootbedrijf van de Kamer van Koophandel in Hengelo is Ben actief betrokken bij de totstandkoming van het Twente-Rijn Kanaal. Ook de bosbouw heeft Ben’s grote belangstelling en hij is een groot liefhebber van de jacht. En daar heb je jachthonden voor nodig. Met Sinterklaas geeft ‘Sint’ aan Anna een jachthond cadeau….

De heerlijke beuk op de Horste.

Ben is eigenaar van landgoed “De Horste”, gelegen bij Haaksbergen tegen de Buurserbeek aan, groot ca. 100 ha., met buitenhuisje en jachtopziener. Wekelijks gaat hij langs om met de jachtopziener te overleggen. Onder de ‘heerlijke beuk’ wordt thee gedronken. Verder hoort tot Ben’s bezit een ruw stuk natuur in de ZW-hoek van de voormalige marke Buurse,  ‘de Hoesakkers’. En in 1924 koopt hij ‘den Duvelshof’ gelegen in De Lutte, groot 41 ha. Ook “ ’t Veld” (zie onder Nico) zal eigendom van Ben zijn geweest. Anna schrijft in haar oorlogsherinneringen, dat daar in de winter van 1944 het hele bos is omgehakt, waaronder 130 jaar oude eiken. Het hout is meegenomen. De laatste levensjaren van Ben worden overschaduwd door de Tweede Wereldoorlog. Op 2 september 1944 wordt hun huis aan de Gronausche straat door de Duitsers in beslag genomen. Op 14 februari 1945, dus nog voor de bevrijding, wordt het weer vrijgegeven, maar nu moet het woonhuis ter beschikking worden gesteld aan evacuées uit Den Haag. Ben wil er toch weer gaan wonen en laat een zit- en slaapkamer voor zich inrichten. De bevrijding van Enschede op 1 april maakt hij nog mee, een paar dagen later krijgt hij een beroerte. Ben overlijdt op 21 april 1945.

Harry ter Kuile (1865 – 1944)

Harry groeit op in een gelukkig gezin. Na zijn HBS-jaren, die hij in Arnhem volgt, gaat hij aan de slag bij de Twentsche Bank, waaraan de broer van zijn moeder, Willem Blijdenstein (Oom Wim) in die tijd leiding geeft. Maar voor kantoorwerk blijkt Harry, levendig en vol initiatief, niet geschikt. Na een leertijd in Krefeld, Duitsland, komt hij in 1886 samen met zijn broer Ben in de textiel onderneming van vader Nico, dan nog firma Ter Kuile Morsman. Harry, bij wie het reizen in het bloed zit, wordt onder andere belast met de handel. Eind jaren tachtig van de 19de eeuw stuurt vader Nico hem voor zaken naar de Oost en de West. Vlak voor zijn maandenlange reis vraagt hij Marie van Heek ten huwelijk. Zij zijn achterneef en -nicht.

Marie is de oudste dochter van Ju ter Kuile en Helmich August van Heek, de oprichter van Gebr. Van Heek/Schuttersveld (corduroy). In verband met moeder Ju’s zwakke gezondheid ten gevolge van een hartkwaal brengen Marie en haar jongere zusje Martha een groot deel van hun jeugd door bij hun tante Gijs van Heek-ter Kuile (de oudste zuster van hun moeder Ju) aan de (Oude) Markt, een paar huizen van hun ouderlijk huis vandaan. Het ouderlijk huis is klein met nauwelijks tuin. In 1873 koopt vader Helmich een primitief buitenhuis aan de Haaksbergerstraat in de toen nog afgelegen wijk Pathmos. Aan het wonen op Pathmos de hele zomer lang komt een einde, wanneer Helmich in 1875 een woonhuis aan de  Hengelosestraatweg/hoek Deurningerstraat laat bouwen, waar zijn vader Gerrit Jan van Heek een buitentuin had. Nadien werd het Pathmos bewoond door een boer, maar de grote woonkamer bleef voor Helmich en zijn gezin. Er werd nog een koeien- en paardenstal bijgebouwd. En door regelmatig grond in de buurt aan te kopen werd het een boerderij met een enigszins parkachtige allure. 40 jaar later, in 1913, verkocht Helmich het Pathmos voor een ton aan de gemeente ten behoeve van de stadsuitbreiding.

Harry is een leeftijdsgenoot van Marie’s oudste broer Jan. De jongens komen op 18-jarige leeftijd in dezelfde herenclub, ‘De Aapclub’. De heren moeten op zoek naar een clubgebouwtje, waar zij elkaar, veelal op zondagavond, ontmoeten. Vader Helmich staat voor dat doel de grote woonkamer op Pathmos af. “Te bederven is er niets”. Af en toe worden uitstapjes in clubverband ondernomen en soms worden ’de wichter’ daarvoor uitgenodigd. Overigens niet altijd met algemene instemming: “goa wi’j veur oons plezeer oet, of goan de vrouwleu met?” [uit ‘Enschede, de Hooge Heren en ’t Sociëteit, Benno van Delden, 1990]

De Aapclub op 25 november 1892 in het clubhuis “de Apenhof”. Harry ter Kuile [geheel rechts] en zijn buurman Bert Wennink [met hoed] zien het echt somber in.

Marie heeft evenals haar moeder Ju een talent voor tekenen. Zij volgt een opleiding in Hannover en Berlijn tot kunstschilder en etser. Er bestaat nog menige afdruk van haar etsen in de familie. Later blijkt het de familie, dat Marie bij aankoop van schilderijen vaak een goede neus heeft gehad. Een legendarisch voorbeeld is een schilderij “Het meisje met de hoed”. Voor zesduizend Zwitserse Franken kocht Marie, naar later blijkt, een meesterwerk, dat in bezit kwam van haar zoon en schoondochter Nico en Mini ter Kuile-Scholten. Het echtpaar was zeer gehecht aan het schilderij. Ongevraagde belangstelling van professionele partijen in de kunstwereld deed hun evenwel besluiten dit meesterwerk toch te verkopen. Met de opbrengst heeft het kinderloze echtpaar de vele neven en nichten aan beide kanten (en de fiscus) bedacht. Tot op hoge leeftijd geniet Marie van haar hobby.

Links Marie ter Kuile-van Heek, schilderend aan de Dinkel met haar hartsvriendin en nicht Ina Scholten-van Heek, dochter van tante Gijs, particuliere collectie

In het najaar van 1897 gaat Harry opnieuw naar Brits- en Nederlands Indië. Dit keer wordt hij vergezeld door zijn oudste zuster Wimmie. Marie is in de zomer van dat jaar net bevallen van zoon Nico, nadat in 1891 dochter Judith (Tuuts) is geboren. De reis heeft mede ten doel Harry en Wimmie’s jongere broer Nico Herman in Soerabaja op te zoeken, die daar werkzaam is voor de Handels Vereeniging Amsterdam (HVA).

In 1907 presenteert de gemeente Enschede eindelijk een uitbreidingsplan voor de stad. Het plan voorziet onder andere in de aanleg van een villawijk op de grasgronden van de Stadsmaten, de stadsweide waar tot dan toe de paar koeien van de bevolking in de stad worden gehoed.

De bouw van de eerste woning in de Stadsmaten betreft de villa voor Harry aan de Piet Heinstraat 1/hoek Rembrandtlaan (nu Tromplaan). De bouw wordt aanbesteed voor een kleine fl 30.000. Er is een oude reisatlas met aantekeningen van Harry in het bezit van Stichting Cultureel Erfgoed Enschede. Daaruit blijkt dat Harry en Marie in oktober 1909 een reis maken naar Madras in het toenmalige Brits Indië en naar de Oost. Het verklaart mogelijk het bezit van Chinees aardewerk in de familie, hoewel dat al “in de 18e eeuw met scheepsladingen vol uit China” werd geïmporteerd. De hond en de kat kregen zelfs hun voer in deze kommen.

Werken is Harry’s lust en leven en niet uitsluitend voor de fabriek. Hij neemt het initiatief tot de oprichting in de jaren twintig van de N.V. Twentsche Overzeese Handels-Maatschappij (TOHM).
Niet onbelangrijk is Harry’s betrokkenheid in het interbellum bij de devaluatie van de Nederlandse gulden. Als onderdeel van een buitenparlementaire actie bieden 27 prominenten, onder wie zestien ondernemers, een verzoekschrift aan de regering aan. Onder deze ondernemers bevinden zich drie textielfabrikanten, twee Van Heken en Harry namens Nico ter Kuile & Zn. Hun belang is duidelijk. De textielfabrikanten zijn in hoge mate afhankelijk van de afzet naar het buitenland. Dat geldt ook voor de andere ondernemers. Door de terugkeer naar de gouden standaard (de koppeling van de gulden aan het goud) na de Eerste Wereldoorlog in de twintiger jaren, wordt de gulden ten opzichte van buitenlandse valuta’s sterker en worden Nederlandse producten duurder voor het buitenland. Pas in september 1936 wordt de gulden gedevalueerd. De grootste druk komt evenwel van de financiële markten, waar na devaluatie van achtereenvolgens de Belgische Frank, de Franse Frank en de Zwitserse Frank zwaar wordt gespeculeerd tegen de gulden.

Verder is Harry lid van de contactcommissie tussen de faculteit der handelswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam en het bedrijfsleven. Namens Nico ter Kuile & Zn. is hij één van de oprichters van De Industrieële Club Amsterdam. Naast deze zakelijke neven werkzaamheden zet Harry zich ook op maatschappelijk gebied in.

Baanbrekend werk heeft hij verricht voor de oprichting van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek. In 1919, na het overlijden van haar man, schenkt de zuster van Marie, Martha Blijdenstein-van Heek, het voormalige woonhuis in het centrum, het Blijdensteinhuis, aan de gemeente. Het is haar wens, dat in het Blijdensteinhuis de Volksbibliotheek wordt gevestigd. Zowel Martha als Harry en Marie schenken fl 50.000 ter verwezenlijking van dit doel. Zij willen op deze wijze een bijdrage leveren aan de algemene volksontwikkeling. Het stalgebouw achter het Blijdensteinhuis wordt verbouwd tot voordrachtzaal voor de dan pas opgerichte Volksuniversiteit. Harry wordt genoemd als geestelijk vader van deze instelling. Na Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is Enschede de vierde stad die een volksuniversiteit opricht. Bij het bombardement van februari 1944 wordt het pand door brandbommen getroffen en geheel verwoest. Harry heeft dat gelukkig niet meer meegemaakt.

Midden jaren twintig maakt Harry nog een lange reis naar Oost-Afrika. Aangenomen mag worden, dat Marie hem vergezelt. Ook zijn nicht Julia, de oudste dochter van zijn oudere broer Ben, gaat op deze reis mee. Zij heeft zich als vrijwilligster bijzonder ingespannen voor de Volksuniversiteit. Ze zijn tijdig terug voor het huwelijk van zoon Nico met Mini Scholten in augustus 1926. Mini is de dochter van Julius Scholten, die met zijn twee oudere broers de directie vormt van de textielonderneming J.F. Scholten & Co., opgericht door hun grootvader Jan Frederik Scholten. Met recht kan worden gesproken van een textielhuwelijk.
Ter gelegenheid van het huwelijk biedt Harry het personeel van Nico ter Kuile & Zn. een groots feest aan op het Volkspark met bal en een spetterend vuurwerk als afsluiting.

Affiche Rusland 1931, particuliere collectie.

De laatste grote reis die Harry en Marie maken, gaat naar de Sovjet Unie in het voorjaar van 1931. Stalin is dan aan de macht en begonnen met een grootschalig industrialisatie programma. Affiches zijn als aandenken aan deze reis meegenomen. 

Na het vroege overlijden van schoonzoon Cas heeft Harry veel gedaan voor de opvoeding van zijn drie kleinzoons. Mede om gezondheidsredenen van kleinzoon Henk gaan de jongens voor hun middelbare school opleiding naar een kostschool in Zuoz, Zwitserland. In februari en maart 1939 reist Harry naar Manchester om kleinzoon Henk op te zoeken, die daar een textielopleiding volgt. Uiteraard worden Henk en een paar Nederlandse vriendjes mee uiteten genomen. Harry heeft helaas de bevrijding niet meer meegemaakt. Een dag voor zijn overlijden willen de Duitsers het huis aan de Piet Heinstraat in beslag nemen. Gelukkig wordt uitstel verkregen, maar direct na zijn overlijden moet Marie het huis uit. Ze gaat bij haar dochter Tuuts wonen op ‘De Heide’, de buitenplaats van Tuuts schoonfamilie. Op ‘De Heide’ schrijft Marie haar herinneringen aan vroeger op. Deze vormen een dankbare bron voor het nageslacht. Later trekt zij zich terug in Pension Kleiboer, gelegen op de hoek Molenstraat/Deurningerstraat. Daar overlijdt zij in 1953.

Nicolaas Hermanus (Nico) 1897 – 1988

Drie jaar oud wordt Nico, zoon van Harry, ernstig ziek tot grote paniek van moeder Marie. Zij had voor Nico al een zoontje verloren. Na de lagere school in Enschede gaat Nico naar een kostschool in Frans Zwitserland. Hij blijft daarna in Zwitserland en volgt een opleiding aan de Hoge School in Zürich. Het is een heerlijke tijd voor Nico. Na zijn studie roept vader Harry hem terug om in de familie onderneming Nico ter Kuile & Zn. te komen werken. In 1928 wordt Nico als vennoot/firmant opgenomen in de firma.

Nico en zijn jonge vrouw Mini Scholten wonen in het begin van hun huwelijk in een statige stadsvilla aan de Oldenzaalsche straat in Enschede. In 1930 portretteert de schilder Jan Sluyters het jonge echtpaar in stijlvolle avondkledij. Het schilderij veroorzaakt veel ophef, want de avondjurk van Mini is volgens menige tante veel te bloot! Maar dat kan natuurlijk ook toe te schrijven zijn aan de artistieke vrijheid van deze schilder. Sluyters is overigens geen onbekende voor de familie. Hij heeft ook een prachtig portret gemaakt van (schoon)moeder Marie op oudere leeftijd.

Links: Jan Sluijters, N.H. ter Kuile en zijn echtgenote W.H. ter Kuile-Scholten, 1930; collectie van het Rijksmuseum Twenthe in Enschede. Fotocollectie RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag. Rechts: trouwfotro van Nico H. ter Kuile en Mini Scholten.

Al sinds het begin van de Tweede Wereldoorlog is Nico bij de illegaliteit. Begin 1944 krijgt hij van de Duitsers opdracht om binnen twee dagen hun huis te verlaten. Een gedeelte van de meubels gaat naar de kelder van de fabriek van Nico ter Kuile & Zn. Van de gelegenheid maakt Nico gebruik om achter in de verhuiswagen de juist vanuit Engeland buiten Enschede gedropte wapens te vervoeren. Met die wapens wordt stiekem in de kelders van de fabriek geoefend. In haar op schrift gestelde herinneringen (“Nostalgie”, juni 1992) erkent Mini, hoe amateuristisch de ondergrondse te werk ging. 56 jaar na dato!, wordt op het oude adres aan de Oldenzaalsche straat het volgende kaartje van de Gem. Gasfabriek bezorgd: “N.a.v. Uw verzoek van 18/1 ’43 om verhoging van Uw rantsoen gas wegens huisvesting van evacué’s delen wij U mede, dat U zich hiervoor kunt vervoegen aan loket 10 op het Distributiekantoor alhier, onder overlegging van de kolenkaart en de distributiestamkaart van het geévacueerde gezin. Hoogachtend, DE DIRECTIE”

Sinds 1944 wonen Nico en Mini in de villa ‘De Boekel’ aan de Slaghekkeweg in de buurtschap Hooge Boekel. Via vererving van hun moeder Judith Geertruid ter Kuile (Ju), kleindochter van de burgemeester (zie vereenvoudigde stamboom hierboven), ging haar bezit in de buurtschap Hooge Boekel over naar de kinderen van Ju en Helmich August van Heek. Later is er het buitenhuis gebouwd met de ‘Sunken Garden’. En nog weer later is dat verbouwd voor permanente bewoning.

Op ‘De Boekel’ wordt veelvuldig vergaderd door het ondergronds verzet. Op een avond worden ze opgeschrikt door hard gebons op de voordeur. Mini doet open met achter haar een illegaal met getrokken revolver. Het loopt goed af. Maar er is alle reden om voorzichtig te zijn. Op het landgoed het “Hoge Boekel”, een kleine 500m van de villa “De Boekel” gelegen, vestigde zich in 1944 een commando van de Sicherheitsdienst (SD), dat eerst gevestigd was in St. Michelsgestel. Met de bevrijding van Zuid-Nederland waren ze gevlucht. Ze hadden 12 gevangen bij zich, merendeel communisten. Van uit het “Hoge Boekel” werden de strooptochten van de SD in Enschede en omstreken georganiseerd en geroofde spullen naar Duitsland doorgestuurd. In de kelder was een slachthuis en een vleesinblikkerij voor het Oostfront. Iedere dag vonden op het “Hoge Boekel” feesten en drinkgelagen plaats.. Bij Nico en Mini zijn op de zolder van de schuur onder andere Engelse piloten ondergedoken. In september 1944 komt de oproep van Prins Bernhard om de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.) te vormen. In die tijd verschaffen Nico en Mini onderdak aan enige kopstukken van de illegale beweging, leden van de knokploeg (KP). Dan wordt het initiatief genomen tot oprichting van de B.S. in Enschede. Nico wordt commandant Civiele Dienst en Intendance (bevoorrading van geld en wapens). Na de oorlog heeft hij als waardering voor zijn illegale werk veel eerbewijzen ontvangen. “Stop het maar in mijn ‘heldenlaatje’ ”, zegt hij dan tegen Mini.

Het gewone leven wordt na de oorlog snel weer opgepakt. Nico en Mini maken al gauw weer verre zakenreizen. En Mini begint te schrijven. In 1951 publiceert zij haar eerste roman ‘Over mijn tuin en mijn nichtje Fleur’. Na dit boek volgen nog een aantal romans (o.a. ‘In het voertuig van mijn leven’, ‘Ach… Afrika’) en ook verhalen. Enschede en Twente blijven in Mini’s werk een belangrijke rol spelen. Sommige van haar boeken lijken deels autobiografisch met soms een wat erotische passage. Dit brengt wel enige commotie bij de familie te weeg. Ook haar verhalen over familiezaken vallen niet altijd even goed binnen de Enschedese fabrikantenwereld. Naast het schrijven van romans en verhalen doet Mini ook vertaalwerk zoals ‘Het nachtlampje, een charmante Parijse geschiedenis’.

Ook de unieke tuin, een ‘Sunken Garden’, aangelegd door de in de Eerste Wereld Oorlog gevluchte Belgische tuinarchitect Van der Swaelmen, vraagt veel persoonlijk onderhoud. Nog op hoge leeftijd kruipt Mini op haar knieën tussen de planten door om onkruid te wieden. Het huwelijk is kinderloos gebleven. Maar familie en vrienden komen graag en regelmatig over de vloer. De vijver met bijzondere salamanders heeft op de vele neefjes en nichtjes een grote aantrekkingskracht en niet te vergeten de koperen pot met dubbeltjes en kwartjes bij het traditionele Nieuw Jaars bezoek!


Nico Herman ter Kuile (1866-1936)

We beginnen het verhaal van Nico Herman ter Kuile met afbeeldingen van de beide ouderparen van Nico en Wimmie ter Kuile-van Delden, waarbij de foto van Nico’s ouders in 1974 door Annes ter Kuile ons gratis werd aangeboden ter herinnering aan de ter Kuiledag dat jaar, gratis omdat kopieermachines thuis nog geen gemeengoed waren?

Voor we overgaan tot de beschrijving van Nico nog eenmaal in het kort de samenstelling van het gezin ter Kuile-Blijdenstein: de oudste, een dochter, wordt geboren in 1862 en krijgt de namen Cornelia Wilhelmina (Wimmie) mee. Dan volgen Benjamin Jan (Ben) en Harry respectievelijk in 1863 en 1865. In augustus 1866 worden Nico Herman (Nico) en Herman Willem (Hes) geboren, gevolgd door nog een tweeling zo’n tien jaar later Anna Catharina (Nan) en Henriette Everharda. Henriette zou nog in datzelfde jaar overlijden. Vernoeming vindt nog veelvuldig plaats. Dit zal ook hebben bijgedragen aan het feit dat de generaties daarna zich af en toe verloren in de telkens terugkerende namen en teruggrepen naar roepnamen. Een huwelijk in die dagen tussen neven en nichten was nog toegestaan.

Uit een ons onbekende bron lezen we dat Nico na zijn lagere schooltijd de Industrieschool te Enschedé (let op het leesteken op de é) bezocht, voordat hij in Osnabrück zijn studie voltooide aan de Nölle’se Handelsschool. Nico Herman was de enige broer die niet in het familiebedrijf Nico ter Kuile & Zonen werd opgenomen. Omdat Ben, Harry en Hes alle drie al betrokken waren bij het familiebedrijf, vermoeden we dat Nico besloot Twente te verruilen voor een carrière elders. Waarschijnlijk is er nagedacht over een goede alternatieve ‘betrekking’ die eveneens de Twentse activiteiten zou versterken. Bij terugkomst uit Osnabrück ging hij eerst aan de slag bij de Twentsche Bank bij oom Wim Blijdenstein, waar hij, volgens die zelfde bron, veel ervaring opdeed. Tegen het einde van  de 19e eeuw  was Nico inmiddels in dienst van  de Handels Vereniging Amsterdam. De HVA zond hem al vlot naar Nederlands-Indië, de toenmalige kolonie, waar hij als planter kennis maakte met de koffiecultures. In 1899 werd hij in Soerabaja bij diezelfde HVA tot directeur benoemd. Hij zou bij hen tot aan zijn pensionering in 1931 blijven.

In een reisverslag van zijn oudste zusje Wimmie aan moeder Anna  lezen we dat Wimmie, dan 35, samen met broer Harry een handelsreis naar het Verre Oosten maakte in het najaar van 1897. Harry, dan 32,  is getrouwd met Marie (Maria) van Heek en vader van Tuuts (Judith) en de paar weken oude Nico (Nicolaas Herman). Dat ze Nico bezochten lezen we niet alleen, we zien het drietal tezamen op de bijzondere foto bij het stuk over zus Wimmie. In datzelfde verslag aan boord van de vijf jaar oude Paquebot Ville de la Ciotat spreekt Wimmie eind oktober eerst haar verwondering uit over Nico’s wijze van communicatie. Als zij elkaar een maand later in Singapore treffen en dan weer 8 dagen later in Soerabaja zijn, beginnen zus en broer weer aan elkaar te wennen. Ze licht toe dat er onderweg sprake was geweest van kleine botsinkjes omdat Nico gewend was in alles zijn eigen zin te volgen terwijl Wimmie aan Harry gewend was geraakt. Dat de onwennigheid niet van lange duur is blijkt uit een schrijven met Kerst; ‘Dat reizen samen is zo gezellig, ’s morgens schiet ‘t mij altijd in t lachen, zo prompt op tijd als hij me dan roept, want om vijf uur moet ik meestal opstaan en daar heb ik t niet zo erg op, dan is het nog zo donker en dan verder net als Pa: al vragen of t koffer klaar is en dan komt hij t flink dicht sluiten en is dan heel voldaan als alles op t karretje is’.

Vervolgens beschrijft ze hoe ze op paardjes langs vijf van de koffietuinen op Java in de buurt van de vulkaan de Smeroe rijden. ‘De administrateurs zien er doodmoe uit, maar Nico niet: hij schijnt een hele grote werkkracht te hebben, want kun je haast niet begrijpen hoe hij t anders volhoudt daar het zo dag aan dag gaat.’ Ze vertelt ook dat Nico met plezier uitkijkt naar zijn volgend verlof: in september 1898 wil hij er zijn zodat hij de inhuldiging van koningin Wilhelmina kan zien en wellicht zelfs de Kaisermanoeuvres die zijn zus in Tubantia vermeld zag staan. Uit hetzelfde reisverslag lezen we dat er eerst aanzienlijke handelscijfers werden uitgewisseld naar aanleiding van verkopen in Bangkok tussen Harry, Wimmie en Nico voordat Nico vertelde dat hij een brief van Piet [Reineke] had waarin vermeld stond dat alles met oom Wim B. in orde was gemaakt en Nico voorlopig nu best op streek was’.

Handels Vereniging Amsterdam

Over de Handelsvereniging Amsterdam (HVA) is weinig geschreven en er is nog nooit echt goed onderzoek gedaan. De enkele geschriften die er zijn noemen Nico’s naam zelfs niet één keer, hoewel hij meer dan dertig jaren lang tijdens een periode van voortdurende groei, directeur was. We kunnen aannemen dat Nico de benoeming te danken had aan grote Twentse investeringen. Zo wordt van zijn jongste zusje Nan verteld dat zij ‘grootaandeelhoudster [was] van de Handelsvereeniging Amsterdam, waarvan haar broer directeur was’. (Hammer-Stroeve, Familiezoet, 159)

Een half jaar nadat hij terugkeerde voor verlof verloofden Nico (Nicolaas Herman) en Wimmie (Cornelia Wilhelmina) van Delden zich in het voorjaar van 1899 in Gronau, voor zij op 25 juli in het huwelijksbootje stapten. In het ‘Überfarhtsschein’ lezen we over de introductie via Bert Jannink en hun vertrek naar Nederlandsch-Indië .

Zoals Nico’s moeder Anna van haar kinderen had verlangd dat ze regelmatig met haar correspondeerden, zo brachten ook Nico en  Wimmie met grote regelmaat verslag uit. Wimmie hield in vele cahiers haar dagelijkse bezigheden bij en deed ook verslaglegging van de regelmatige reizen, die ondernomen werden. In de laatste maand van het nieuwe millennium kregen zij op 5 december 1900 een dochtertje Engelberta Hermance, dat naar verluidt door verkeerde voeding een half jaar later overleed. Over deze eerstgeborene zou weinig gesproken zijn en we zijn dan ook blij dat we haar terug vonden op foto’s van het trotse, jonge echtpaar.

Snel na het overlijden van hun eerste kindje keerden Nico en Wimmie voorgoed terug naar Nederland. Vanaf dan zou Nico het jaar in tweeën opdelen, de ene helft reizend door met name Indië en het Verre Oosten, maar ook naar New York, Engeland en Japan. De andere helft voornamelijk vanuit het fraaie hoofdkantoor aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal in Amsterdam, waar in 2009 de SNS bank nog beschikte over een ‘ter Kuile’ kamer.

De Ter Kuile kamer in het voormalige hoofdkantoor van de HVA aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal, Amsterdam. Foto uit de fotocollectie van het RKD.

In maart 1902 werd dochter Anna Catharina (Anneke) geboren toen het gezin op de Sarphatistraat in Amsterdam woonde. Dit huis op nummer vier staat nu tussen het Amstel Hotel en de Nederlandsche Bank in, om de hoek van het Frederiksplein, waar in die tijd het imposante glazen Paleis voor Volksvlijt stond. Gerrit volgde in januari 1904, Engelberta Hermance (Mans) in september 1905, Eveline (Lien) in april 1907 en Wilhelmina (Wimmie) in oktober 1909. Juf Putman trad begin 1904 in dienst en zou alle kinderen groot zien worden.  Ze verhuisde mee naar Sarphatistraat 34 en Wisseloord en zou daar ook de volgende generatie meemaken tot zij uiteindelijk in 1932 stopte.

Van links naar rechts: Eveline 1907, Wimmie (C.W.) 1877, Wilhelmina1909, Anna Catharina 1902, Gerrit 1904 en Engelberta Hermance 1905, dochter Tine is nog niet geboren; uit particuliere collectie

In 1912 schrijft Nico, dan 45, met zijn stevig en sierlijk handschrift naar zijn oudste die binnenkort 10 jaar wordt vanuit Soerabaja een brief op HVA papier, waarin hij uitgebreid vertelt over wat hij zoal ziet, zoals die keer dat hij grote zwarte apen door de suikerrietvelden zag lopen en van tak naar tak zag springen, maar voor hij dat doet vertelt hij over de overzeese felicitaties die hem bereikten ter gelegenheid van hun 12,5 jarig huwelijk.  

Wisseloord

Als Nico 50 is verhuist het gezin in verband met Wimmie’s gezondheid naar Hilversum. Met het gezin dat zich nog één keer zou uitbreiden gaven ze er de voorkeur aan het ‘natte Amsterdam’ in te wisselen voor ‘ wonen op het zand’ op de fraaie Buitenplaats Wisseloord, in de omgeving van het twintig jaar eerder aangelegde Nimrodpark en Diergaarde park. Een tram reed over de lange, bestrate ’s Gravelandseweg, waar nog tot 1930 sprake was van tolheffing. Met de komst van Tien (1918) in januari 1918 is de gezinsuitbreiding voltooid. Wimmie krijgt een beduidend groter huishouden te bestieren terwijl Nico veelvuldig op reis bleef gaan. Omdat Nico in die dagen ook wel ‘de suikerkoning’ genoemd werd vanwege zijn carrière bij de HVA kreeg Wisseloord al snel de bijnaam ‘het suikerpaleis’.  

En een paleis was het met zijn grote aantal kamers, zijn ligging in een 10.1 hectare omvattend park met een draaibare theekoepel op het prachtig grote gazon. Onder Wimmie’s bezielende leiding zwaaiden tuinman Baas en koetsier Harders de scepter over het buitengebeuren zoals het bos, de moestuin, de oranjerie en kassen waarin o.a. ananas, orchideeën en bloemen als Gloriosa werden gekweekt, maar ook over de gymzaal en tennisbaan. Het binnengebeuren viel onder Wimmie’s leiding, bijgestaan door Juf Lien Stratingh Tresling, ‘Tresje-Secretaresje’, die dan ook veelvuldig in correspondentie wordt aangetroffen. De om de hoek gelegen ‘Godelindeschool’ en het internaat ‘Hill House’, vormden in die dagen een begrip ook buiten Hilversum. Hierdoor was het voor Twentse familieleden eenvoudig om de grote meisjesschare met elkaar kennis te laten maken. Voordat de dochters van Nico en Wimmie er hun scholing voltooiden ontstonden er weer kransvriendinnenclubs, later gevolgd door verschillende huwelijken terwijl de enige zoon, tussen zijn 5 zusjes in, de HBS aan de Schuttersweg doorliep.

Als oudste verliet eerst Anneke het ouderlijk huis toen zij in 1921 voor haar scholing naar Zwitserland ging. Mans en Lien bezochten samen in 1925 pensionaat Villa Belle in Neuchâtel, onder leiding van ‘Mademoiselle Roulet’. Zelfs de trouwe Harders stuurt de meisjes vanuit Hilversum een kaart. Als we het dagboek van Mans kunnen geloven werden zij daar zo kort gehouden dat zij uit protest een nachtelijke “Esch und fresch Klub” oprichtten. Gelukkig boden regelmatige ‘voedselzendingen’ van de firma “Eichholtz” uit Amsterdam uitkomst! In 1926 gaat Lien nog naar Parijs en als de drukke zomer van 1927 achter de rug is, brengen Nico en Wimmie hun dochter Wimmie naar Lausanne.

De kleinkinderen herinneren zich hun Oma die vaak een grote sleutelbos bij zich droeg, maar ook Oma’s vader, Overgrootvader Gerrit van Delden, die, als hij vanuit Gronau op bezoek kwam, uitgebreid zijn handen waste, zijn snor en baard zorgvuldig kamde in het gangetje dat uitkwam op de hal, voordat hij de eetkamer betrad. Een andere herinnering is dat Wimmie ’s avonds vruchten schilt, dat was het moment dat men elkaar trof en dat zou ze de rest van haar leven, als de situatie het toeliet,  blijven doen.

Zilveren bruiloft Nico Herman en Wimmie ter Kuile 1924.

De zilveren bruiloft werd groots gevierd op 25 juli. Foto’s, stukjes en het gelegenheidskrantje tonen niet alleen een  prachtig geïllumineerd Wisseloord maar ook de aanwezigheid van vele broers en zusters uit Twente en Gronau van het echtpaar, hun kinderen en aanhang, en geven een kijkje in de humor van het gezin.

Met uitzondering van de jonge Tien trouwden zowel Gerrit als de andere dochters tussen 1926 en 1935. Dat Anneke en Mans beiden een Schreuder trouwden kwam wellicht doordat er al banden tussen de families Van Delden en Schreuder bestonden: in 1856 trouwde Oene, huisarts in Leeuwarden, met Aleida Johanna van Delden.

In een cahier ‘Aanteekeningen huwelijken onzer dochters’ treffen we de handschriften van zowel Wimmie als van Juf Tresling aan in verscheidene ‘wwww of to-do’ lijstjes, met betrekking tot o.a. de uitzet, in welke dagbladen er annonces verschenen, hoeveel fooi er werd gegeven, wie bruidssuikers kreeg, wie waar stond bij ontvangst en per wanneer je als kersvers bruidspaar een inboedel verzekering moet laten ingaan. Zelfs verschillende stukjes stof met fraaie borduursels, zoals ze tegenwoordig weer vaker gedragen worden, treffen we aan in het schrift.

Dat Nico geroemd werd om zijn familiezin verbaast ons niet als we ons realiseren hoe vaak hij onderweg was en hoezeer hij op thuis gesteld was. Nadat de oudste dochters en zoon uitvliegen, huurt Oma Wimmie ‘s zomers een zuster in als de dochters met hun kroost op Wisseloord komen logeren uit Leeuwarden, Dordrecht, Amsterdam, Hengelo en Ratekau, in de buurt van Lübeck, Duitsland. Tine (Tien), als nakomertje, bleef het langst thuis wonen en zou later aan haar nichtje Nel (1929) toevertrouwen dat ze haar ouderlijk huis het meest waardeerde toen het gezin voltallig op Wisseloord woonde. Daarna vond ze het, ondanks de vrijheid en ruimte die het bood, een bepaalde charme verliezen. De kleinkinderen, van de dochters die wegtrokken, herinneren zich Wisseloord als een lusthof, waar niets te gek of teveel was, waar ze zich geborgen voelden en eindeloos konden spelen, terwijl de kinderen van Gerrit en To er minder sterke herinneringen aan bewaren omdat zij pal om de hoek woonden en hun Grootmoeder altijd wel wat om handen had.

De Gooi- en Eemlander, Hilversum, 22 Juni 1936. De heer N. H. ter Kuile overleden

Oud-directeur van de H.V.A. In den ouderdom van 69 jaar is zaterdag alhier overleden de bewoner van de bekende villa „Wisseloord” aan den ’s Gravelandscheweg, de heer N. H. ter Kuile, oud-directeur van de H.V.A.  Toen de heer Ter Kuile op 30 April 1931 zijn directeursfunctie neerlegde, ging hij echter geen otium cum dignitate* tegemoet maar bleef hij als commissaris zijn krachten geven aan de Handelsvereniging die hij N. H. ter Kuile heeft helpen groot maken in de ruim 32 jaar dat hij haar als directeur leidde. De heer Ter Kuile was niet alleen een goed maar ook een voorzichtig handelsman, waardoor de H.V.A.- in de goede jaren steeds bedacht bleef op slechte tijden, die de vette jaren zouden kunnen volgen en die dan ook inderdaad gevolgd zijn. Het systeem is steeds, dank zij het inzicht van den thans overleden oud-directeur, geweest, om het grootste deel van de winsten te bestemmen voor nieuwe investeering in Indië. Bij den aanvang van het directeurschap van den heer ter Kuile bedroeg het gestort kapitaal ƒ 4.300.000, bij zijn afscheid in 1931 ƒ 60.000.000, terwijl het aantal eigen ondernemingen van 5 tot 39 steeg. De overledene heeft in zijn belangrijke functie hierin een groot aandeel gehad. Op 22-jarigen leeftijd, in 1888, trad hij bij de H.V.A. in dienst. Het jaar daarop ging hij naar Batavia en reeds in 1899 werd hij daar procuratiehouder. Vijf jaar later keerde hij als directeur naar Holland terug. De voornaamste feiten uit zijn directeursjaren zijn de oprichting der suikerfabriek Djatiroto (1906—1909); het besluit om zich geheel op de cultures toe te leggen, waardoor het im- en exportbedrijf werd opgegeven (1910); de stichting van het Pensioen- en Ondersteuningsfonds voor het Europeesch personeel (1913) en voor het inlandsch personeel (1928); de vestiging op Sumatra (1916). Ter gelegenheid van zijn 25-jarig directeurschap werden zijn verdiensten door de regeering erkend door de benoeming tot ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw. De teraardebestelling zal plaats vinden Woensdagmiddag te kwart over een op de Algemeene Begraafplaats aan de ‘Boschdrift alhier. *rust in waardigheid

Toen Nico in 1936 overleed waren er twaalf kleinkinderen en deed Tien (1918) die zomer haar examen. Het wegvallen van Nico betekende niet dat het stiller werd op Wisseloord. Getuige de vele familiefilms die in die jaren werden gemaakt vonden de gezinnen elkaar regelmatig terug op Wisseloord waar zij weekenden en soms ook vakanties doorbrachten, waar ze met elkaar eieren zochten met Pasen en de kleinkinderen met de bokkewagen op stap gingen, meestal onder leiding van de eerdergenoemde Harders. Tussen het overlijden van Nico en het einde van de oorlog zullen er nog vier kleinkinderen geboren worden, waarvan als eerste Bert Schreuder in 1937 en Hans Meyer die de rij van zestien sloot in april 1945.

Oorlog op Wisseloord

Als op 10 mei 1940 de oorlog wordt verklaard kleedt Wimmie zich aan, zet haar hoed op, trekt haar mantel aan en loopt van Wisseloord over het grote gazon, langs de tennisbaan, langs de rododendrons en komt via het terras het recent gebouwde huis van Gerrit en To aan de Hoflaan binnen. Daar was het gezin nog maar net wakker. Kleindochter Tineke (1934) herinnert zich dat Oma Wimmie direct op haar, Marietje (1928) en Nico (1930) in hun pyamaatjes toeliep en gedecideerd zei: “Kom kinderen, geen tijd voor spelen nu, hup aankleden! Jullie moeten net als ik doen, alles wat je van waarde hebt, speld je op je befje.” Wimmie zelf had in haar mof en op haar kanten befje haar juwelen gestoken.

Via het oorlogsdagboek van schoonzus Anna (Johanna Bernarda ter Kuile-Blijdenstein 1875-1947) lezen we dat nog datzelfde najaar Duitse staf bij Wimmie in huis trok: ‘Wimmie zelf mag nog maar 2 bovenkamers en 1 benedenkamer van Wisseloord bewonen, ook de keuken is haar afgenomen.’ Najaar 1941 schreef Wimmie naar haar oudste in Leeuwarden over een onverwacht bezoek op een zaterdag die maand. De nieuwe plaatselijke Ortskommandant kwam aankondigen dat hij overwoog om 3 oudere officieren op Wisseloord onder te brengen. Die plannen werden doorkruist doordat de directeur van het Christelijk Lyceum, dr. De Jong, aan Wimmie kwam vertellen dat hij, binnen een paar dagen, zijn eigen schoolgebouw volledig moest ontruimen. Juf Tresling vermoedde dat Mevrouw niet zou ingaan op het verzoek van dr. De Jong, maar tot beider verbazing ging Wimmie er wel op in: ‘want wij moeten toch in de eerste plaats onze hollandsche jeugd helpen’. Wimmie beschreef in detail hoe dit tot stand kwam, wie haar hierbij hielpen en welke kamers geschikt gemaakt werden voor de directeur en het lyceum. Het was hard werken geblazen voor de ruim zestigjarige Wimmie: ‘In onze eetkamer is alleen het grote buffet blijven staan, daar leren nu dertig kinderen hun wijsheid. Tien en ik vinden het ’t een vrolijk gehoor, wanneer ’s ochtends alle fietsers voor langs fietsen’. In het geheel zou het om tachtig leerlingen zijn gegaan. 

De reuring die dit gaf, zal ze uiteindelijk goed gedaan hebben en zou duren tot Pasen 1942. Toen kreeg Wimmie een aanzegging dat ze Wisseloord op korte termijn zelf moesten verlaten. Wimmie deed uitgebreid verslag hoe ze, opnieuw met behulp van kinderen en schoonkinderen, haar boeltje naar de overkant verhuisde, waar Juffrouw Mees haar al eerder aan de Gnoelaan een aantal kamers van Huize Inima had aangeboden. Kleinzoon Jan herinnert zich de vermengde geur van haver en benzine die de paardenstal met zich meebracht in die dagen dat ook de hele weckvoorraad door Wouter uit het huis, bovenop de ponywagen daar naar toe werd vervoerd, voor een tienjarige jongen een spektakel.  Dochter Tien (1918) kreeg de logeerkamer bij Gerrit en To voor de weekenden toegewezen en verhuisde haar kleren direct daar naar toe. Waarschijnlijk was dat het moment dat Tine, dan bijna 25 jaar oud, haar eigen weg koos en naar Amsterdam verhuisde. Daar zou ze met haar vriendinnen Liesbeth, Etty en Mip op een flat aan de Minervalaan wonen, vlakbij haar zusje Mans die inmiddels met haar voltallig gezin aan de Jan van Goyenkade woonde.

Uit diezelfde onbekende bron lezen we dat de Wehrmacht, in het inmiddels tot Sperrgebiet verkozen gebied, op het terrein van Wisseloord een communicatiecentrum inrichtte en er tal van bunkers bouwde. Juf Tresling schreef dat de militairen  de garage herinrichtte met oog op duivenpost en dat het witte suikerpaleis in geel en bruine camouflagekleuren werd gesausd. Opperbevelhebber “General der Flieger Christianse” had er zijn hoofdkwartier. Aan Bout Blijdenstein-van Heek (1906, dochter van Jet ter Kuile en Hennie van Heek) hebben we nog een handgeschreven briefje van 20 januari te danken, waarin Wimmie verslag deed van het bombardement in de laatste dagen van 1944. Ze had vermoed dat het opnieuw voor Wisseloord bedoeld was. Het trof echter zowel de villa van dhr. Bennink van de HVA als ook haar pension. Dit laatste lag twee huizen verder dan Wisseloord, waar ze op dat moment een zit- en slaapkamer bewoonde met haar eigen meubelen.

Ook in het oorlogsdagboek van schoonzus Anna wordt op blz 54 hier over gesproken. ‘ternauwernood aan de dood ontsnapt, ’t hele huis werd door een bom getroffen, ze zaten letterlijk in as en puin’. Wimmie schreef aan Bout;’ Ik zelf ontkwam met mof met beurs en persoonsbewijs, hoed en bontmantel, doch alle kleren, bontmantels, andere mantels en schoenen verbrandden.’ Even tipte ze het verlies aan van haar dierbaarste meubelen, alle souvenirs, het mooiste schilderij van Joseph Israëls als ook haar kast met al haar privé-administratie, twee vulpennen en haar weck uit 1940’ alvorens ze nuchter verder ging; ‘Enfin, ik leef nog Bout, blijf er niet bij stil staan. Als er hopelijk vrede komt, hoop ik op Nan (1877, schoonzus) een beroep te kunnen doen voor een zomerjapon en een mantel’. Wimmie eindigde haar brief: ‘Het spijt me je niet uitvoeriger te kunnen schrijven, maar Oma helpt met brood halen, kousen stoppen en trekt er ‘s woensdags op uit, eet mijn boterhammen dan eens bij die en die’.

Na dit bombardement trekt Wimmie naar de andere kant van Hilversum, waar het gezin van Gerrit en To als ook To’s moeder Marie Verbroek-Vriesendorp bij de familie ter Haar inwoonden. Toen het daar te krap werd sliep Wimmie ’s nachts bij de familie Schoenmakers om de hoek aan de Utrechtseweg. Van Tien (1918) treffen we in het voorjaar van 1945 een aantal brieven in haar direct herkenbare handschrift aan, geschreven vanuit Amsterdam naar Hilversum, waarin de ene opgewekt bericht ‘met het einde in zicht’ en waar, in de volgende, datzelfde einde toch weer verder verwijderd lijkt. Tien schrijft eind maart dat ze met haar zusje Mans, dan 40, naar Harders was gefietst en die hen wat aardappelen, bonen en tarwe gaf. ‘Hij is zo oud en zo veranderd, je herkent hem gewoon niet meer’ schrijft ze haar moeder over Harders.

Naoorlogse jaren: (O)ma Wimmie en familie

Eind mei, direct na de oorlog vond Wimmie een nieuw onderkomen in het centrum van Hilversum, aan het Melkpad in het Ministerpark 24. Daar kreeg ze samen met Zuster Waardekker een aantal kamers op de begane grond toegewezen. Ze zou niet meer terugkeren op Wisseloord, zoon Gerrit nam de afwikkeling op zich. Wimmie kreeg met regelmaat bezoek van haar kinderen en trok er ook zelf op uit, al dan niet samen met haar ‘Zuster’, op reis of op bezoek bij de kinderen of andere familieleden. Uit die navolgende jaren van Wimmie zien we met name de hoogtepunten vastgelegd rond feesten, partijen en verjaardagen. Aan de hand van de vele menukaarten ontdekken wie er zoal aan tafel zaten. In 1947 viert Wimmie haar zeventigste verjaardag te midden van haar kinderen en kleinkinderen. Later lezen we in het schriftje dat Lien Tresling ter gelegenheid van deze verjaardag schreef, dat Wisseloord volgens haar altijd de veilige haven en de zoete inval voor kinderen en kleinkinderen was geweest. In 1949 trouwt de laatste uit het nest: Tine (Tien), die inmiddels aan de slag was bij het Stedelijk Museum, moest haar baan vaarwel zeggen toen zij op 25 augustus met Frits (Godfried) Pluijgers trouwde. Het zou in Nederland nog tot 1957 duren dat een gehuwde vrouw wettelijk als handelingsbekwaam gezien werd. Er ging ook in ons land een lange strijd aan vooraf, een jong recht waaraan de huidige generatie vrouwen anno 2018 veel te danken heeft.

Engelberta Hermance ter Kuile, roepnaam Mans (1905-1992) geportreerd door de Amsterdamse fotograaf Merkelbach, Stadsarchief Amsterdam.

Ondanks het al eerdergenoemde heengaan van Nico bleven de familiebanden intact. Zo schreef Mans (1905) begin 1953 aan haar dochter Wimmie (1928):‘Woensdag hadden we eigenlijk abb(onement) conzert, maar kregen ineens een heel gezellige invitatie van tante Nan om bij haar in het Amstel Hotel te komen eten. We hebben de kaarten toen weggegeven aan de Knottenbelts en gingen heel deftig naar het Amstel Hotel, waar we heel genoegelijk en daarbij voortreffelijk aten bij Tante en Mevr. Van Dedem, haar huisdame. We kregen ‘het gewone menu’ enorme oesters, waarvoor ik champignons sûr toast kreeg, toen tomatensoep met miniatuur broodjes, gebraden fazant met appelmoes, puree, zuurkool met grote plakken spek en worst en ijs toe. Dit alles onder ’t genot van een glas rode wijn. Daarna in de Hall een kopje koffie en om 10 uur stapten we weer op.’ (brieven Mans ter Kuile aan haar dochter Wimmie in Zuid-Afrika, part. Collectie)

Wimmie ter Kuile op haar 80ste verjaardag, 1957.

Als Wimmie in 1957 haar 80e verjaardag viert op ‘Heidepark’ lezen we in haar uitgetikte speech over haar begintijd met Pappi, de heel moeilijke start in 1901 in Soerabaja en, zo vervolgt ze, ‘dat het voor allen een dubbele feestdag geweest zou zijn deze verjaardag als Pappi deze nog mee had mogen maken.’Pappi, die vlak voor ons huwelijk te Amsterdam tot directeur der HVA werd benoemd, moest zich eerst in zijn nieuwe positie inwerken en ik moest leren zwijgen, vooral vòòr het ontbijt, wanneer hem een grote trommel met mailbrieven gebracht werd, die hij, voordat hij naar het kantoor ging, moest gelezen hebben onder de geur van een sterke kop koffie. De avonden moest Pappi tot half tien aan zijn bureau thuis werken en mocht ik wel bij hem zitten lezen, maar vooral niet praten. Enfin, zo leerde ik mij in alles schikken en ontstond daardoor toch een hechte band tussen Pappi en mij, die gelukkig altijd gebleven is. En dat is toch het mooiste, wat men bereiken kan in ’t leven.’ Wimmie spreekt haar dank uit naar haar dochters en zoon, naar schoonzoons en schoondochter en groet kleinkinderen Nelli (1929) en Pieter die door ziekte van hun kinderen genoodzaakt waren thuis te blijven. ‘Verder heb ik ze dan toch allen om mij heen, nadat het mogelijk geworden is, dat de Duitse kinderen ook konden komen.’ Al met al spreekt Wimmie haar dankbaarheid uit en eindigt: ‘Het ga jullie allen verder goed!’ Bij deze laatste zin tijdens haar 80e verjaardag verneem je een voorbode op een naderend afscheid, echter de verhuizing naar het ‘zand’ is Wimmie’s gezondheid duidelijk ten goede gekomen, krakende wagens lopen het langst… Verder lazen we, hoe kan het ook anders, een typisch ABC van haar kinderen en een welkomstlied van de kleinkinderen op de wijs van ‘In naam van Oranje’.

Wimmie zou nog één vol kroonjaar vieren. Ze is dan inmiddels verhuisd naar Hotel Pension Beerenstein in Bussum, waar ze vergezeld werd door zuster Dieltjens die tot aan haar overlijden in de zomer van 1970 zou blijven. Vanuit alle hoeken van het land en daarbuiten werd het contact onderhouden met Wimmie, de vele lieve condoleance briefjes aan Tien (1918) bevestigen ons dat nogmaals. Misschien maar gelukkig dat facebook, mail, instagram en whatsapp nog niet in die computerloze dagen bestonden, Wimmie had er een dagtaak bijgekregen die hoogstwaarschijnlijk ten koste was gegaan van de geschilde fruitjes ’s avonds.

Herman Willem (Hes) 1866 – 1946  tweelingbroer van Nicolaas Herman

Na oudste dochter Wimmie worden Nico en Anna binnen een periode van drie jaren verblijd met de komst van vier zonen: Benjamin Jan (Ben) (okt. 1863), Harry (april 1865) en de tweeling Nicolaas Herman (Nico) en Herman Willem (Hes) (aug. 1866). In de dan nog kleine Enschedese gemeenschap zitten de broers dan ook vaak in dezelfde vriendenclubs of elftallen. Op 18-jarige leeftijd vormen de jongens van ongeveer dezelfde leeftijd een ‘heren’ club. De club van jongens met geboortejaar 1865 heet ‘De Aapclub’, een club van een levenslange vriendschap. Zowel Harry als de tweeling Nico en Hes worden lid van ‘De Aapclub’.

A. Strater, Groepsportret van zonen van textielfabrikanten, 1885, particuliere collectie. 7de van links Harry ter Kuile en 2de van rechts Herman Willem (Hes) ter Kuile. Fotocollectie RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag

In “Enschede, de Hooge Heren en ’t Sociëteit”, schrijft auteur Benno van Delden over deze herenclub: “….en schiep men officiële verenigingsstatuten, die vervolgens zelfs koninklijk werden goedgekeurd. Er was onder andere in vastgelegd, dat de voorzitter de titel ‘dictator’ zou dragen! Ieder lid bracht voorts een eigen stoel en Goudse pijp in; indien van deze attributen abusievelijk door een ander gebruik werd gemaakt, leverde dat voor de kas een boetebedrag van 10 cent per overtreding op!”
Een andere anekdote opgetekend door Benno van Delden: een van de leden van ‘De Aapclub’ was kunstschilder. Bij een bijeenkomst van de club bracht hij een schilderij mee, met toch wel de bedoeling het te verkopen. De aanwezige clubleden bewonderden het met de nodige beleefdheid, maar de verkoop wilde niet vlotten. Tenslotte zegt een van de heren: “Herman, ik wil’t wal van oe koopn, meer dan moj d’r nog veur dree daalder wat greun op smeern!”

Na de Industrieschool te Enschede te hebben bezocht, vervolgt Hes van 1884 tot 1886 zijn opleiding te Crefeld (D) aan de Königliche Färberei-Schule. Op 26-jarige leeftijd, in 1893, trouwt hij met Bertina (Tine) Scholten, een kleindochter van Jan Frederik Scholten, compagnon van Gebroeders Scholten in Almelo en oprichter van de textielonderneming J.F. Scholten & Zn. in Enschede. De eerste huwelijksjaren brengen Hes en Tine door op Slotzicht aan de Gronauscheweg, het zomerverblijf van (schoon)vader Nico ter Kuile. Na de geboorte van een dochtertje is daar in 1896 hun zoon Jan geboren en een half jaar later in 1897 overleden, zo blijkt op een grafsteen op het Boerenkerkhof in Enschede.

Door het uittreden van firmant Morsman in 1894 wordt de firma Ter Kuile & Morsman ontbonden. Het bedrijf wordt voortgezet door vader Nico en drie van zijn vier zonen: Ben, Harry en Hes onder de firma Nico ter Kuile & Zn. Het familiebedrijf is geboren. Ben krijgt de leiding van de fabriek aan de Parkweg, grenzend aan de tuin van het woonhuis van vader Nico, Harry krijgt de leiding over de bontweverij en Hes over de ververij, beide gelegen aan de spoorlijn Enschede-Gronau in Duitsland. Ook maatschappelijk is Hes betrokken. In 1909 volgt hij zijn oom T.P. Scholten (getrouwd met een zuster van zijn vader Nico) op als president-commissaris van de Fabrieksschool in Enschede. Deze school is al in 1866 opgericht met het doel: “Het doen geven van gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs aan kinderen, die in de fabrieken werkzaam zijn.” Bij elk bedrijf is het volgen van onderwijs aan de fabrieksschool een voorwaarde voor tewerkstelling. In de tijd van Hes moet de school ten gevolge van de invoering van de Arbeidswet van 1911 worden gereorganiseerd.
Wanneer een begin wordt gemaakt met het uitbreidingsplan Stadsmaten, laat Hes in 1911 een stadsvilla bouwen aan de Rembrandtlaan, later Tromplaan, naast het woonhuis van zijn broer Harry, hoek Rembrandtlaan/Piet Heinstraat. De gevel van het nieuwe woonhuis van Hes wordt verfraaid met het huismerk, het familiewapen van de familie ter Kuile. Het huismerk zelf is een afbeelding van twee dorstvlegels, het gereedschap van de boerenvoorouders van de familie. De twee dorstvlegels worden verbonden met een dwarsbalk. Door de guirlandeachtige omlijsting van het huismerk krijgt de villa de toepasselijk bijnaam “ ’t Natte Hemd”.

Het wapen Ter Kuile “ ’t Natte Hemd” op stadsvilla M.H. Tromplaan 8 (v.h. Rembrandtlaan); uit particuliere collectie.

Later koopt Hes grond in Twekkelo, een buurtschap ten noordwesten van Enschede. In 1922 laat hij daar een houten badhuisje bouwen ìn een vijver op het landgoed ‘t Lansink. Dat badhuisje is nu een rijksmonument. Familie, schoonfamilie en vrienden komen graag langs. In de zomer van datzelfde jaar trouwt de dochter van Hes en Tine, Hermina, met ir. Hendrik Engelbert Jan Gheert ter Kuile (Wooldriktak), werkzaam bij Kon. Machinefabriek Gebr. Stork N.V. Er is een groepsfoto van het jonge echtpaar met naaste familie.

Badhuisje op landgoed ’t Lansink’, Twekkelo
Naast de bruidegom Gheert ter Kuile zitten de ouders van de bruid Hermina ter Kuile, Tine en Hes. Achter hen beiden staan de twee ongetrouwde, jongere zusters van Tine: (‘gekke’) Anna en helemaal rechts Ida Scholten. Tussen deze twee tantes in staat één van de twee broers van de bruid, Nico Jan of Frits. Opvallend is, dat de familie ter Kuile van Hes (Nico tak) ontbreek; particuliere collectie.

In de Tweede Wereld oorlog wordt de cottage door de Duitsers in beslag genomen. Bij de bezetter slaat echter de vlam in de pan en de cottage brandt geheel af. Ook het huis van vader Hes aan de Rembrandtlaan wordt in het vroege voorjaar van 1944 in beslag genomen. Zijn oudere broer, tevens buurman, Harry is in januari van dat jaar overleden en schoonzuster Marie moet de dag daarna ook hun huis uit. Vele villa’s aan de Rembrandtlaan (Tromplaan) zijn gevorderd door de Duitsers. Hes overlijdt een jaar na de bevrijding. In 1950 wordt de villa aan de Tromplaan te koop aangeboden en gekocht door een van de drie Enschedese kruisverenigingen (zorgverenigingen). Daar wordt de polikliniek gevestigd.

Anna Catharina (Nan) 1876 – 1955 – tweelingzuster van Henriette Everharda 


Anna Catharina (Nan) van Heek – ter Kuile, Gemeente Amsterdam Stadsarchief, Collectie Atelier J. Merkelbach

Nan is de jongste dochter van stamvader Nico en Anna Catharina ter Kuile-Blijdenstein. Haar tweelingzuster Henriette Everharda overlijdt ruim een maand na haar geboorte, op 20 mei 1876. Eind negentiende eeuw, in 1898, trouwt Nan met Nicolaas Gijsbertus (Gijs) van Heek, zoon van Helmich August van Heek en Judith Geertruid ter Kuile (Ju). En omdat Nan’s vader Nico ter Kuile en Gijs moeder Ju ter Kuile kleinkinderen zijn van burgemeester Hendrik ter Kuile (via hun vaders ds. Hendrik resp. Nicolaus Gijs), dus neef en nicht, zijn Nan en Gijs achternicht en -neef. De eerste jaren van hun huwelijk wonen Nan en Gijs op ‘Slotzicht’ aan de Gronauschestraat, het zomerverblijf van (schoon)vader Nico ter Kuile. Daarna verhuist het stel naar ‘De Tol’ aan de Hengelose Straatweg aan de andere kant van Enschede. De naam is ontleend aan het tolhuisje, dat gebouwd werd toen de weg van Enschede naar Hengelo, toen nog de Pruisische Veldweg, in 1832 werd verhard. De weggebruikers moesten in de kosten mee betalen.

Bij de verdeling van de grond van de marke (gemeenschappelijke landbouwgrond) Groot Driene koopt grootvader Gerrit Jan van Heek rond 1820-1830 een stuk woeste grond langs de straatweg Hengelo – Enschede. Om te ontginnen voor bos- en landbouw, maar ook uit de speculatieve overweging en met een ver vooruitziende blik, dat Enschede en Hengelo zouden groeien tot één stad. Later wordt daar een zomerhuis gebouwd en weer later laat Gijs dat verbouwen voor permanente bewoning.
Zijn oudere broer Jan en Gijs worden respectievelijk in 1893 en 1899 als firmant in het familiebedrijf, de textielonderneming Gebr. Van Heek/Schuttersveld (corduroy) opgenomen. Het is een druk huishouden van Nan en Gijs met zeven kinderen en veel aanloop. Verder zijn er drie inwonende dienstboden, een chauffeur met hulp-chauffeur voor allerlei klussen en tenslotte de tuinlieden. Nan kan de drukte goed aan, kan goed organiseren en houdt er een stipte dagindeling op na. Direct na het ontbijt doet ze haar correspondentie.

De oudere broer Jan van Gijs had een van de eerste automobielen. Er was geen voorruit, wel een grote blaasbalgtoeter aan de buitenkant. Hun neefje Nico Herman ter Kuile, de zoon van hun zuster Marie, schrijft later in zijn herinneringen: ‘Een uitstapje met de auto ging gepaard met zeker een paar lekke banden. Je wist nooit of je overkwam of niet, een zenuwachtig gedoe. Bij een rit van de Tankenberg bij Oldenzaal begon de auto bij het naar beneden gaan geweldig te knallen. Wat is dat, vroeg mijn moeder (Marie). “Holl oew bek”, zei oom Jan. De auto bleef natuurlijk onderaan de heuvel staan.’ Na de dood van vader Nico in 1915 wordt de band tussen Nan en haar 14 jaar oudere zuster Wimmie, de enige dochters van Nico en Anna, hechter. Zij komen wekelijks op zondag bij elkaar met het hele gezin van Nan.

Zussen Nan en Wimmie, particuliere collectie.

Mede op advies van echtgenoot Gijs laat Nan haar eigen vermogen buiten de textiel beleggen onder andere in de Handelsvereniging Amsterdam (HVA). Deze onderneming maakt in de koloniale tijd een sterke ontwikkeling door. Daar komt bij, dat haar broer Nico Herman directeur van de HVA is. Verder is ze aandeelhouder in de exploitatiemaatschappij van het Amstel Hotel in Amsterdam. Dat komt goed uit, want Nan zoekt haar dokters buiten de stad en als dit in Amsterdam is, dan overnacht ze steevast in het Amstelhotel. Ze voelt zich daar geheel thuis en kent iedereen daar bij voor- en achternaam. Zo draagt ze bij aan het dividend op haar aandeel, rechtvaardigt ze haar verblijf daar.

In 1942 overlijdt Gijs. Hij heeft gelukkig niet het bijzonder zware bombardement op 10 oktober 1943 meegemaakt. De schade en ravage zijn enorm bij Schuttersveld. Na het overlijden van Gijs blijft Nan op ‘De Tol’ wonen. Er komen vriendinnen elders uit het land bij haar inwonen. Later in de Tweede Wereldoorlog wordt de villa gevorderd door de Duitsers. Er wordt het Transport- und Raümungskommando ondergebracht onder bevel van Oberst Von Alten. “Tante Nan is helemaal een Van Heek geworden”, wordt in Enschede gezegd, ook later nog. Haar betrokkenheid bij de familie onderneming Gebr. Van Heek/Schuttersveld is groot. In de jaren dertig werden veel familiefirma’s omgezet in naamloze vennootschappen. De leiding bij de familieonderneming veranderde niet. De vroegere firmanten vormden na de omzetting de directie. Maar bij een NV-structuur is een controlerende Raad van Commissaris (RvC) wettelijk verplicht. Om ongewenste invloeden van buiten de familie te voorkomen, kozen de aandeelhouders (de vroegere firmanten) hun vrouwen in de Raad van Commissarissen. Daarbij werd er van uit gegaan, dat de vrouwen het beleid van hun echtgenoten/zonen niet ter discussie zouden stellen in de vergaderingen van de Raad van Commissarissen met directie.

Zo gebeurt het, dat Nan president-commissaris van NV Gebr. van Heek/Schuttersveld wordt. In de dagelijkse gesprekken met echtgenoot Gijs en later haar zonen heeft Nan een zekere kennis opgebouwd. En etaleert dat ook in een vergadering van de commissarissen met de directie. Daarop reageert zoon Nico, die inmiddels de leiding heeft bij Schuttersveld, met “Nee, moeder, nou goa’j te ver”. In een interview met A.L. Van Schelven, schrijver van ‘Onderneming en Familisme’, zegt de auteur: “Dat familiegevoel hadden de Van Heeks wel heel sterk. Desondanks was de tweedeling Van Heek & Co. versus (Gebr. Van Heek/)Schuttersveld duidelijk merkbaar. Een Ledeboer zei eens tegen mij: Die Van Heeks van Van Heek & Co. zijn anders dan die van Schuttersveld, wat boerser. In die van Schuttersveld, daar zit Ter Kuile bloed in.”

Eind 1859 werd de fa. H.J. van Heek & Zn. opgeheven. Deze firma was door Hendrik Jan van Heek, die vanuit Delden naar Enschede was gekomen, samen met zijn zoons Gerrit Jan en Helmich omstreeks 1809 opgericht. Helmich kreeg drie zonen en Gerrit Jan kreeg uit zijn tweede huwelijk met Margaretha Hermina ter Kuile ook drie mannelijke nakomelingen, teveel van het goede voor één bedrijf. De zakelijke scheiding van hun nageslacht verliep in harmonie. De zonen van Helmich stichtten de firma Van Heek & Co.; de zonen van Gerrit Jan begonnen voor zichzelf onder de naam fa. Gebroeders Van Heek /Schuttersveld. Een van Gerrit Jan’s zonen was Helmich August van Heek.

Een van haar kinderen vat het leven van Nan als volgt samen: “Moeder Nan heeft in een prachtige tijd geleefd, de textiel verdiende goed, ze leefde graag royaal en dat kon, en ze genoot van vele menschen, die zij zelf ook bedacht en vaak opzocht. Zij kende geheel Enschede en Enschede kende Tante Nan van de Tol…”